Wat is de betekenis van obool?

2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Obool

(<Gr.), m. (obolen), Oudgriekse pasmunt; eert. 1/6, thans ⅒ van een drachme.

2025-07-17
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Obool

[Gr. obolos] munt in het oude Griekenland, '/6 van een drachme.

2025-07-17
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Obool

Oudgriekse munt

2025-07-17
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

obool

obool - Kleine zilveren munten gemaakt in verschillende delen van de oude Griekse wereld sinds de 6e eeuw v.C.; gewoonlijk een zesde van een drachme waard.

2025-07-17
Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

OBOOL

Het griekse woord οβολος (= οβελος) betekende oorspronkelijk ’metalen staafje, braadspit’. In de 8e en 7e eeuw vC, vóór de uitvinding van het gemunte geld, werden ijzeren en bronzen staafjes als waardemeter gebruikt bij de handel (in een graf te Argos zijn twee typen gevonden, verschillend in lengte en gewicht); zes ’braadspitten’ of obolen vormden...

2025-07-17
Archeologische Encyclopedie

H. Arends (1962)

Obool

Gr. munt*.

2025-07-17
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Obool

oud-G-rieksche pasmunt ter waarde v. ± 8 c.

2025-07-17
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Obool

(Gr. obolos), oorspr. Grieksch geld in den vorm van ijzeren staafjes, later Gr. gewicht en munt van Vs drachme, aanvankelijk = 0,727 gram, daarna = 0,57 g. Tegenwoordig is 1 o. = 1/10 drachme.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-17
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

obool

('bo:l) m. (obolen) [Gr. obolos] Oudgriekse pasmunt ter waarde van 8 cents.