Obool
(<Gr.), m. (obolen), Oudgriekse pasmunt; eert. 1/6, thans ⅒ van een drachme.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Getty Research Institute (1990)
obool - Kleine zilveren munten gemaakt in verschillende delen van de oude Griekse wereld sinds de 6e eeuw v.C.; gewoonlijk een zesde van een drachme waard.
Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)
Het griekse woord οβολος (= οβελος) betekende oorspronkelijk ’metalen staafje, braadspit’. In de 8e en 7e eeuw vC, vóór de uitvinding van het gemunte geld, werden ijzeren en bronzen staafjes als waardemeter gebruikt bij de handel (in een graf te Argos zijn twee typen gevonden, verschillend in lengte en gewicht); zes ’braadspitten’ of obolen vormden...
Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)
(Gr. obolos), oorspr. Grieksch geld in den vorm van ijzeren staafjes, later Gr. gewicht en munt van Vs drachme, aanvankelijk = 0,727 gram, daarna = 0,57 g. Tegenwoordig is 1 o. = 1/10 drachme.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: