Wat is de betekenis van manja?

2025-07-17
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

manja

mango. tropische steenvrucht met een oneetbare en stevige, oranje-groene, glanzende schil en geurig, zeer sappig, oranjegeel vruchtvlees; mango. Voorbeelden: In Suriname, waar ik geboren ben, kennen we de mango beter als "manja". Suriname kent verschillende soorten mango's. De soorten die mij het meest zijn bijgebleven...

2025-07-17
Nederlandse Voornamenbank

Meertens Instituut (2020)

Manja

Vr. afleiding van namen op -man 'man' (vergelijk Manne en zie -man-). Het kan echter ook een andere schrijfwijze zijn van Mania, een Slavische vorm van Maria.

2025-07-17
Papiaments woordenboek

Papiaments woordenboek

manja

gril, kuur (gril), streek (kuren)

2025-07-17
Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Manja

v Vr. afleiding van namen op man 'man' (vgl. Manne en zie -man-). Het kan echter ook een andere schrijfwijze zijn van Mania, een Slav. vorm van Maria.

2025-07-17
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

manja

(de, -’s), 1, kort voor manjaboom :|z.a. Ook in Suriname is manja reeds lang een aïge- meen geteelde vruchtboom ( ) (Ost. 139). 2. mango, de eetbare vrucht van deze boom. En als er manja’s aan die bomen zijn, wil ze niet dat de jongens eraan gaan (Doelwijt 1971: 28). - Etym.: (2) ‘Mango’ is internationaal; in het v...

2025-07-17
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Manja

is de Sur. naam voor de daar uit O. Azie ingevoerde vruchtboom Mangifera indica L..

2025-07-17
Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Manja

N.E. Zie MANGIFERA.