Man
I. m. (-s, -nen), 1. mens, zonder onderscheid van geslacht: de gemene man, het volk; wij missen een vierde man, bij een of ander spel; — de derde man brengt de praat an; — op de man af, rechtstreeks, zonder omwegen: — als de nood aan de man is (komt), als het volstrekt nodig is; — de gaa...