Wat is de betekenis van Krauwen?

2025-07-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Krauwen

(krauwde, heeft gekrauwd), .de gekromde vingers, de nagels over een oppervlak halen, (zacht) krabben ; — als liefkozing: kopje krauwen, gewoon gezegde tot (of van) een papegaai die men in de nek krieuwelt;zijn hoofd, achter zijn oor (ook in zijn haar) krauwen, teken van verlegenheid, en vand. : in verlegenheid zijn.

2025-07-18
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

krauwen

Het begrip krauwen heeft 3 verschillende betekenissen: 1) zacht en liefkozend krabben. zacht en liefkozend krabben, vooral met de bedoeling een aangenaam gevoel teweeg te brengen. Meestal met een voorzetselbepaling. 2) hard krabben. hard krabben, vooral als agressieve, aanvallende of verdedigende handeling. 3) "krauw&...

2025-07-18
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Krauwen

v., ka(e)rdzje, bikaerdzje, jûkje, jokje; (met de tanden, van paarden) gnierje, gnjirje.

2025-07-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

krauwen

krauwde, heeft gekrauwd; (zacht) krabben: Kopje krauwen, riep de heer Coco.

2025-07-18
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

krauwen

(‘krouwən) (krauwde, heeft gekrauwd) krieuwen] 1. zacht krabben : de kat krauwt vinnig; kopje -, zei de kaketoe; zijn hoofd, achter zijn oren, in zijn haar -, als teken van teleurstelling, verlegenheid. 2. tersluiks zich toeëigenen : naar zich -.

2025-07-18
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

krauwen

(krauwde, heeft gekrauwd), (onoverg. en overg.) een zacht krabbelende beweging maken: (bij papegaaien) kopje —.

2025-07-18
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

krauwen

krauwen ww. 'zacht krabben' categorie: erfwoord Mnl. crawen, crauwen 'krabben, wrijven' [1240; Bern.]. Mnd. krauwen; ohd. krouwon 'verscheuren, krabben'; ofri. upkrawia 'naar boven ombuigen'; < pgm. *krauwōn- 'krabben', afleiding van *krawa- 'klauw'. Heel misschien verwant met Griek...

2025-07-18
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Krauwen

Krauwen (krauwde, heeft gekrauwd), klauwen; krabben; — kopje krauwen, gewoon gezegde tot een papegaai; (fig.) het hoofd. achter zijn oor (ook in zijn haar) krauwen, zeer in verlegenheid zijn; schrapen, naar zich toehalen; berispen, doorhalen.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-18
Etymologicum 1573

Cornelis Kiliaan (1573)

krauwen

1. Fricare, scabere, scalpere, radere vnguibus. Krauwen het hooft. Mulcere caput digito, scalpere caput digito. ang. klavve. 2. metaphor. Harpagare, suffurari.