Hiërarch
[MLat. hierarcha, van Gr. hierarchès, van hieros = gewijd, heilig, en archès = heerser] lid of aanhanger van priesterheerschappij; (in Gr. kerk) aartspriester.
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[MLat. hierarcha, van Gr. hierarchès, van hieros = gewijd, heilig, en archès = heerser] lid of aanhanger van priesterheerschappij; (in Gr. kerk) aartspriester.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Jozef Verschueren (1930)
m. (-en) [Gr. hiëros, heilig + archos, aanvoerder] aarts-, opperpriester in de Griekse Kerk.
Fokko Bos (1914)
hiërarch - m., geestelijk opperhoofd in de Grieksche kerk; geestelijke heerscher; voorstander van de heerschappij der geestelijken.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: