Grijs
I. bn. (grijzer, -t), 1. kleur of tint ontstaande door menging van zwart en wit (ook van blauw, rood en geel), lichtgrauw, witachtig vaal van kleur: grijs tekenpapier ; grijze kousen ; grijs van het stof ; het weiland, was grijs van de rijp ; een grijze dag, een nevelachtige dag; — in ’t bjjz. van het haar da...