Facet
(<Fr.), v. (-ten), 1. geslepen vlak van een edelsteen, bij uitbr. ook van andere geslepen voorwerpen ; schuin aflopende kant aan een cliché; 2. (fig.) schone aanblik van een bep. zijde, aspect; 3. vakje van het samengestelde oog bij insecten ; 4. schuine rand aan een ets- of gravure-plaat.