Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Facet

betekenis & definitie

(<Fr.), v. (-ten),

1. geslepen vlak van een edelsteen, bij uitbr. ook van andere geslepen voorwerpen ;

schuin aflopende kant aan een cliché;

2. (fig.) schone aanblik van een bep. zijde, aspect;
3. vakje van het samengestelde oog bij insecten ;
4. schuine rand aan een ets- of gravure-plaat.

< >