ding - Zelfstandignaamwoord
1. een voorwerp dat geen dier of mens is
♢ Hij behandelde zijn vrouw altijd een ding, het verbaasde dan ook niemand toen zij van hem wegliep.
2. (informeel) een meid
♢ De oude rijke man trouwde voor de zoveelste keer een nieuw jong ding.
3. (informeel) een penis
4. (verouderd) een samenkomst waar recht gedaan wordt (oorspronkelijke betekenis), zie geding
5. gebeurtenis
♢ De oude vrouw dacht vaak aan dingen van vroeger.
ding - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dingen
♢ Ik ding
2. gebiedende wijs van dingen
♢ ding!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dingen
♢ ding je?
Synoniemen
[1] object
[2] meid
[3] geval
Antoniemen
onding
Verwante begrippen
[1] voorwerp, [2] stuk, mokkel, [3] piemel, pik, penis
Gepubliceerd op 13-11-2017
ding
betekenis & definitie