Toen een van de Artis-mensen eens op een winterdag voor de televisie wilde demonstreren, hoe een alpenmarmot uit zijn winterslaap ontwaakte, stopte hij zo’n stevig maffend dier in een kistje, ging in de trein zitten en reed naar Bussum. Het was evenwel bijzonder warm in de trein, zo warm dat de slapende marmot met een vaartje wakker werd.
Vóór de plaats van bestemming was bereikt, had het dier dóór dat er iets heel raars aan de hand was en daarom liet hij vanuit het transportkistje in het bagagerek z’n befaamde en doordringende waarschuwingsgefluit horen. Niet alleen tot grote verbazing van de treinreizigers, maar ook van de dierentuinman die op een zo spoedig ontwaken niet had gerekend. Ieder die het geluid van deze dieren wel eens in de Zwitserse Alpen heeft gehoord, begrijpt hoe zonderling dit in de rijdende trein heeft geklonken. De tot de knaagdieren behorende alpenmarmot komt maar in een betrekkelijk klein gebied alleen in Europa voor. In de Oude en de Nieuwe Wereld leven nauw verwante soorten zoals onder meer de steppenmarmot of bobak uit Oost-Europa en Azië en de woodchuck uit Amerika. Ze leven allemaal in kleine of grote kolonies, de alpenmarmot het liefst op open terrein in het hooggebergte. Het zijn kostelijke dieren, beroemd om het zogenaamde ‘mannetje maken’ bij de ingang van hun hol. Worden ze namelijk tijdens het zoeken van voedsel gestoord, dan rennen ze ogenblikkelijk naar hun holen, blijven voor de ingang ‘eigenwijs’ rechtop zitten, scherp om zich heen turend naar mogelijk gevaar. Komt de indringer te dichtbij, dan weerklinkt hun fluitende alarmsignaal waarna de gehele kolonie hals over kop in de holen duikt. ’s Zomers bestaan deze uit tamelijk ondiepe gangen maar voor de winter houden ze er diepe ondergrondse, keurig met hooi gestoffeerde kamers op na.
Dat mag ook wel, want niet alleen is de winter lang, ze moeten er ook al die tijd, soms met z’n tienen en nog meer, veilig en beschut in kunnen slapen. Het voorgaande seizoen hebben ze zich rond en dik gegeten; ze moeten er de gehele winter op teren. Nu verbruiken ze iedere dag maar een heel klein beetje van hun reservevet, want zodra hebben ze de ogen gesloten – en dat gebeurt wanneer de temperatuur beneden de tien graden zakt – of ze verstijven. Zou men niet beter weten, dan kan men licht denken met dode marmotten te doen te hebben; zonder gevaar voor ontwaken kan men de dieren oppakken. Alle lichaamsfuncties zijn vertraagd. De lichaamstemperatuur, normaal gemiddeld 30 graden, zakt en wordt gelijk aan die van de omgeving – het beschutte hol dus, waar het zelden erg koud is. Zakt het er echter onder de drie graden, dan wordt het dier automatisch wakker, komt snel op temperatuur en kan dus niet bevriezen.
De hartslagen, normaal 80 of 90 per minuut, gaan bij het ingaan van de slaap steeds langzamer tot, bij een diepe slaap, niet meer dan tien à twaalf per minuut. In plaats van 25 of 30 keer per minuut adem te halen, vermindert de marmot dit onbewust tot vier of vijf maal.
Op deze wijze verbruikt het lichaam een minimale hoeveelheid van het opgeslagen voedsel. Alleen wanneer de marmot wakker wordt, wat om de drie of vier weken even gebeurt, gaat het verbruik met sprongen omhoog. Men heeft uitgerekend dat hij in al die uurtjes bij elkaar net zo veel aan gewicht verliest als gedurende de tijd dat hij in diepe rust is. In een slaaptijd van een maand of vijf bedraagt het gewichtsverlies gemiddeld 30 procent.
Een marmot, die drie kilo zwaar z’n hol indook, kwam er met een gewicht van nauwelijks twee kilo uit. Een klein exemplaar van één kilo verloor maar liefst 400 gram aan gewicht, 40 procent dus. Het zijn dan ook miezerige diertjes die in het voorjaar uit hun hol kruipen, met één doel: eten.
In gevangenschap zijn het bijzonder levensluchtige, bezige dieren die een groot deel van de dag in de weer zijn met graven, het ene hol in- en het andere uitwippen en soms spoorloos verdwijnen. In Artis had men eens een stel nieuwkomers in een verblijf naast een paar reeds lang aanwezige alpenmarmotten gezet. Het was de bedoeling dat ze elkaar door het tussenliggende gaas een beetje leerden kennen, zodat ze na verloop van tijd bij elkaar konden – voorzorgen die, gezien hun vechtcapaciteiten, zeer terecht waren genomen. De marmotten dachten er echter anders over. Reeds de volgende dag zat het hele stel – gelukkig vreedzaam – bij elkaar, dank zij een gang die de nieuwelingen onder het gaas door naar de buren hadden gegraven.
■ Totale lengte 50-70 cm; staart 15 cm. Gewicht volwassen mannetjes 4-8 kg; wijfjes 2-5 kg.
Grauwbruin, soms met gele of rode tinten.
Voedsel: Plantaardig; wortels, knollen, bladeren, zaden enz.
Draagtijd ong. 38 dagen; 2-6 jongen in diep hol.
Gedrongen gebouwd, dikke kop, kleine oren. Dit zijn de echte marmotten, waarvoor de ►cavia’s vaak worden aangezien. Wordt ook mormeldier genoemd.
Zie ook knaagdieren, eekhoorns en grondeekhoorns.
Alpine Marmot • Murmeltier • Marmotte des Alpes
Marmota marmota.