Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

sushi

betekenis & definitie

Japans gerecht van rauwe vis.

Japans gerecht dat bestaat uit rijst en rauwe vis in de vorm van rolletjes met zeewier eromheen en in de vorm van stukjes rauwe vis op bedjes van rijst.
Wordt vaak zonder lidwoord gebruikt voor het gerecht in het algemeen, maar kan ook de afzonderlijke stukjes rijst met vis aan te duiden.

Voorbeelden:
Gisteravond heeft vader het restaurant vroeg gesloten en voor ons allen 'sushi' klaargemaakt. Met veel 'wasabi'. Bij de Japanners in Brussel is dat met water aangelengd poeder, maar de verse wortel die hier wordt gebruikt, trekt een streep van je gehemelte naar je hersenstam
Josse De Pauw, Werk, 2000

Electra leeft zelf redelijk gezond. Ze eet groente en sushi en gaat regelmatig naar de sportschool.
http://www.tiscali.nl/content/article/cente/571509.htm, 2003

Er zijn veel varianten als het gaat om sushi, je kunt sushi met heel veel vissoorten bereiden maar ook geheel vegetarisch.
http://www.oyama.nl/new.htm

De laatste trend is volgens haar de soep uit speciale soepshops, maar ook sushi, shakes en wraps schaart zij onder kwalitatief goed nomadenvoedsel.
Brabants Dagblad, 2000

Waar frietzaken vroeger allerlei snacks verkochten voor de lekkere trek tussendoor, ontstaan er nu steeds meer zaken waar de kwaliteitssnack in de vitrine ligt, zoals de sushi.
Algemeen Dagblad, 2000

De roomservice brengt een enorme schotel hapjes, tapas en sushi's, en een fles Sancerre.
Ronald Giphart, Het leukste jaar uit de geschiedenis van de mensheid, 2002

< >