Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

snibbigheid

betekenis & definitie

het snibbig zijn.

het snibbig zijn; het fel en nijdig zijn; het geprikkeld en afgemeten zijn; bitsheid; bitsigheid; vinnigheid.

Voorbeelden:
Dr. van W. heeft beslist kennis maar ze communiceert slecht, is heel vergeetachtig, houdt zich niet aan afspraken en wordt boos als je haar erop aanspreekt. Ze kan vriendelijk zijn maar het slaat gauw om naar snibbigheid.
https://www.allebedrijveninzeist.nl/beauty-en-gezondheid/huisartsen-praktijk/bunnik/praktijk-m-l-van-wetten/reviews, 27 mei 2016

Trudy Labij geeft buurvrouw Krijtjes precies op de juiste manier gestalte: nooit over de top: ze heeft net genoeg achterdocht en snibbigheid in haar blik om geen karikatuur te worden.
https://cinemagazine.nl/dolfje-weerwolfje-2011-recensie/, 2011

Ondanks de snibbige toon van uw opiniestuk [...] was ik bijzonder opgetogen over de inhoud ervan. Dat is op zijn minst vreemd, want de snibbigheid was vooral aan mijn adres gericht. Uw schrijven stemde mij niettemin vreugdevol, omdat het het helderste, bevattelijkste en urgentste betoog over de noodzakelijke herinrichting van het Brusselse bestuur was dat ik in tijden gelezen heb.
https://www.demorgen.be/nieuws/vlaamse-koterij-in-brussel~bef19630/, 1 februari 2020

De ziel van het Amsterdams volkstoneel kon ditmaal voldoende krachten van niveau aantrekken om er één spektakel van waardeerbaar peil, van herkenbare folklore van te maken. En zo werd Dick Scheffer een aandoenlijk ijscomannetje met Carry Tefsen aan zijn zij: een onweerstaanbare dochter Roosie, zij is tenslotte een echte musical-persoonlijkheid. Hetty Blok hoef je geen tweemaal te vragen haar hart van goud in snibbigheid te verpakken.
https://leiden.courant.nu/issue/LD/1977-10-25/edition/0/page/21?query=, 25 oktober 1977

< >