vrouw die drank e.d. serveert.
vrouwelijke bediende die voor haar beroep of als bijbaan drankjes, gerechten e.d. serveert in horecagelegenheden, zoals een café of restaurant.
Voorbeelden:
De serveerster bood menukaarten aan, maar Philip bestelde meteen een pastramisandwich. 'Kun je hier gerust nemen,' zei hij terwijl hij de kaart weigerde. Joop bestelde hetzelfde, ook al was hij op dieet. 'IJsthee, jij ook?' Joop knikte. De serveerster bedankte voor de bestelling en liep weg.
Leon de Winter, God’s gym, 2002
Er kwam een serveerster aan met een blad dat veel te vol geladen was met schotels en borden, kopjes en glazen. Vuile vaat. En hij had altijd gedacht dat zo'n vrouw dat werk met een zeker plezier deed.
Jan Arends, Keefman, 1982
Esther legde haar bestek op haar bord zette het opzij. 'Heeft het gesmaakt?' vroeg de serveerster die onmiddellijk naast de tafel stond. Ze knikten en keken hoe de borden en het bestek werden afgeruimd.
Loes Wouterson, De tweede geschiedenis, 2001
Gregoriou heeft een team van 25 mensen, waaronder veel studenten. Marije Anten (23) is een van zijn serveersters. Zij heeft het hele jaar een bijbaan bij Delphi, maar in de zomer werkt ze wel veel meer.
NRC, 2002
In den Libertijn is een klein restaurant, een dozijn tafels; het biedt emplooi aan een kok, een ober, twee serveersters, drie keukenhulpen, plus een onbekend aantal medewerkers achter de schermen.
NRC, 1995