met ruw borstelig haar.
met ruw borstelig haar; ruw borstelig haar hebbend; voorzien van ruw borstelig haar.
Voorbeelden:
Het was niet meer dan een voorwaarde voor het sublieme dat je behoorde na te streven: het platonische ideaal dat ergens in de domtoren van Koningsbergen hing, terwijl de een of andere onverlaat, een ruwharig persoon als Nietzsche, de sleutel in de Pregel had gegooid.
Louis Ferron, Het overspelige gras, 2002
