Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

noga

betekenis & definitie

zoete lekkernij.

zoete lekkernij die meestal gemaakt wordt van eiwitten, honing, suiker, gebrande noten of gekonfijte vruchten en gegeten wordt in de vorm van brokken of staven of, als ingrediënt, in zachte toestand gebruikt wordt in taart, gebak, ijs, pralines, vla, vlaai en in harde toestand in koekjes en repen.

Voorbeelden:
Allereerst levert de onderneming een appetijtelijk gamma chocoladerepen voor supermarkten. Amandelen, noga met honing en heerlijke Belgische chocolade: een uitstekende combinatie voor tussendoortjes die u doen smelten van plezier.
http://www.obcebdbh.be/export/centre-information/publications/dossiers/es/2001_nl/es-chocolade/part0_nl.html, 2001

Te Montélimar slaan we een voorraad noga in maar Ivette blijft naast Gaston in de wagen zitten, allicht uit vrees dat hij alleen zou wegrijden om ons een poets te bakken.
Karel Jonckheere, Miniaturen, 1979

De Baby Fly (voorheen gewoon: 'de vliegtuigjes'), de carrousel en andere bonte kermisattracties werden bij de opening van het lunapark bijkans bestormd door de jongste Meppelers. Zwieren en draaien in combinatie met ijsjes, zuurstokken en noga is niet altijd zonder gevolgen, maar leuk was het wel en spannend zeker.
Meppeler Courant, 1995

Nuts behoort tot de zogenaamde 'zware candybars'. Nuts is bekend vanwege zijn lekkere en unieke smaak (knapperige hazelnoten, noga en chocolade) en heeft een kenmerkende geel/rode verpakking.
http://www.nestle.nl/blue/2_1_producten/2_1_1_1_assortiment_chcolade.html

Het meest verbreid zijn de geglazuurde pralines, die een kern van marsepein, noga, truffels of bonbons kunnen hebben en aan alle kanten zijn bedekt met chocola.
http://www.delicatessenhuis.nl/

< >