type schaats.
schaats die gebruikt wordt bij het langebaanschaatsen waarbij het ijzer slechts op één punt, aan de neuszijde, aan de schoen bevestigd is waardoor het mogelijk is om aan het einde van de afzet 'een klap na' te geven en waardoor langer contact met het ijs mogelijk is.
Voorbeelden:
De positie van het scharnier lijkt dus van groot belang te zijn voor de effectiviteit van de klapschaats.
http://www.stw.nl/
Bij de ontwikkeling van het zogenoemde haaienpak is ook gebruik gemaakt van deze gecombineerde kennis om de sportprestaties van zwemmers te vergroten. Ditzelfde geldt ook voor de klapschaats die door zijn mechanisme de rijder in staat stelt zijn kracht beter te gebruiken.
http://www.phys.uu.nl/~nnv/ntvn/Welcome.html
De klapschaats is in 1986 uitgevonden door Gerrit-Jan van Ingen Schenau, professor aan de faculteit bewegingswetenschappen van de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam.
Meppeler Courant, 1995
Havekotte: "Met de conventionele schaats zag je de rijder vlak na de start bijna rennen op de punten. Dat kan met de klapschaats niet meer. Op deze startschaats, die slechts een fractie meer weegt, kun je die start wel weer maken en vervolgens de voordelen van de klapper optimaal uitbuiten."
De Telegraaf, 2001