jongen die naast iemand woont.
jongen die naast iemand woont; jongen naast wie iemand woont; ook: jongen die bij iemand in de buurt woont.
Komt in de betekenis 'jongen die naast iemand woont' doorgaans voor in combinatie met bepaald lidwoord de (de buurjongen) en in de betekenis 'jongen die in de buurt van iemand woont' vaak in combinatie met onbepaald lidwoord een (een buurjongen).
Voorbeelden:
De buurjongen van 7 jaar vindt chocolademelk bijzonder lekker. Hij denkt dat iedereen chocolademelk lekker vindt. Maar sommige kinderen houden daar helemaal niet van en drinken liever cola.
http://www.smaakonderzoek.nl/nl/index.htm
Net als bij de hele menselijke soort zit haar hoofd vol onrealistische flauwekul. Ze heeft net door gekregen dat haar eerste liefde een idiote grap was. Smoor op de buurjongen die niet in haar geïnteresseerd is.
Paul Mennes, Poes poes poes, 2001
Getoond wordt hoe De Jongh met zijn drie dochters bepakt en bezakt voor de laatste maal zijn woning verlaat. In de deuropening controleert de agent of een en ander ordelijk verloopt. Een passante is van haar fiets gestapt en slaat het tafereel gade, evenals een paar buurjongens. Een buurvrouw verschijnt nog kort in de deuropening en groet één van de dochters, die terugknikt.
NRC, 1995