totaal beheersend.
alle genoemde zaken, het geheel van het genoemde of bedoelde beheersend; totaal beheersend; totaal bepalend; een doorslaggevende rol hebbend in het genoemde of bedoelde; een doorslaggevende uitwerking hebbend op iets of iemand; allesbepalend; allesoverheersend.
Voorbeelden:
Door de allesbeheersende budgettaire beperkingen wordt het voor gebieden, die historisch een achterstand opgelopen hebben, veel moeilijker om hun soortgenoten bij te benen.
De Standaard, 1996
Politiek is heel belangrijk, maar politiek is geen allesbeheersende levensbestemming.
NRC, 1995
Op zich is het beginsel van de verantwoordelijkheid van de werknemer een groot goed, maar wanneer dat tot allesbeheersend gezichtspunt wordt, leidt dit tot een vergadercultuur, waarbij het ondernemen er volledig bij inschiet.
http://home.wxs.nl/~srw/, 1991
Egalitaire en a-politieke opvattingen vindt men ook bij de hellenistische scholen van het Epicurisme en de Stoa. De Stoa koppelde deze opvattingen aan haar doctrine van een universele allesbeheersende zingevende natuurwet.
http://allserv.rug.ac.be/~frvandun/Texts/Rechtsfilosofie/RFgent-0.htm, 1997
De centrale vraagstelling van de Griekse filosofie is dan ook deze: wat is die gegeven, allesbeheersende ordening waarvan de mens deel uitmaakt en waaraan hij niet kan ontkomen - wat is de natuur?
http://allserv.rug.ac.be/~frvandun/Texts/Rechtsfilosofie/RFgent-0.htm, 1997
Volksromans laten de lezer ontsnappen uit zijn eigen leven waarin niets gebeurt [...]. Schrijvers van serieuze romans zijn van mening dat zulke dingen nooit gebeuren, zulke karakters niet bestaan en dat het minderwaardig is ze te verzinnen. Deze treurige omstandigheid romantiseren ze door het gebeuren van niets zo mooi mogelijk onder woorden te brengen. Wie dan nog niet getroost is, moet zijn troost maar zoeken bij God. Vooral in nederland is deze overtuiging, zeker sinds 'tachtig', de allesbeheersende in de literatuur met een grote L.
W.F. Hermans, Ik draag geen helm met vederbos, 1979
En Ockhams scheermes deed zijn werk blijkbaar al lang voordat het zijn naam kreeg, want in de loop van de beschavingsgeschiedenis neemt het aantal axioma's inderdaad steeds verder af: van de primitieve natuurreligies via het polytheïsme tot in de monotheïstische religies, waarin nog slechts één allesbeheersend axioma overblijft: dat van de ene God die alles geschapen heeft en alles regeert.
Piet Meeuse, De Jacht op Proteus, 1992