De grote encyclopedie van het antiek

Jan Durdik en anderen (1970)

Gepubliceerd op 02-12-2020

Engels aardewerk

betekenis & definitie

De vroege, veelal groen-geglazuurde cilindrische kruiken (Tudorware) vormen met de aquamanilen en tegels uit enkele kloosters de laat-middeleeuwse keramiek, die echter voor de niet-Engelsman weinig belangwekkend is. Pas in de 17de eeuw wordt onder buitenlandse invloed het keramische terrein interessanter.

Naast de inheemse, met lood geglazuurde slipware-produkten van Staffordshire kwamen ca. 1700 de zoutgeglazuurde (sallglaz.e) imitaties van het Keulse steengoed door .J. Dwight uit Fulham op. Elers en Astbury vervolmaakten het voorafgaande, pasten hierbij de sliptechniek uit de aardewerkfabricatie toe en wisten in navolging van Japan tevens een rood en zwart steengoed te maken.Dit laatste vormde, met het verbeterde roomkleurige steengoed van Whieldon. de basis voor creamware, basalt-ware en jasperware van Wedgwood, dat zeer veel navolging vond. Het tingeglazuurde Engelse delftware, dat vnl. zijn ontstaan dankte aan Italiaanse, Nederlandse en Chinese voorbeelden, vormt een geheel aparte categorie en had zijn centra te Brislington, Lambeth, Bristol en Liverpool. Men kan aldus onderscheiden het gewone aardewerk. ‘earthenware’ genoemd, meestal met een al of niet gekleurd transparant loodglazuur bedekt: voorts het Engelse harde aardewerk dat dichter en fijner is, 'creamware' genoemd, en het steengoed, ‘stoneware’, door Dwight tot ontwikkeling gebracht. Tussen al deze soorten beslaan echter nog variaties.

< >