Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Wildschade

betekenis & definitie

Schade door wild aangericht aan begroeiingen (landbouw-, tuinbouw-, bos- of veldgewassen) dan wel aan goederen of werken. Alle wild kan naar tijd en plaats m.o.m. schade aanrichten.

De schade kan een gevolg zijn van: vreterij, ontbasten, legeren, omwoelen, vertrappen, enz. In bepaalde gevallen kunnen de jagers verplicht worden de benadeelde de schade geheel of gedeeltelijk te vergoeden (z. Wildafweermiddelen).In België berust het recht op w. op art. 1382 w. van het B.W. Om schadeloosstelling te krijgen, moet de schadelijder bewijzen, dat de jachtrechthouder niet het nodige gedaan heeft om de w. te beperken, door b.v. het bovenmatig voortplanten van het wild te verhinderen. De wet van 28 Febr. 1882, gewijzigd bij wet van 4 Apr. 1900, bepaalt dat de schadeloosstelling het dubbele kan bedragen van de door konijnen aangerichte w. Na indiening van een verzoekschrift door de schadelijder bij de vrederechter van het kanton waarin de beschadigde velden gelegen zijn, stelt deze een deskundige schatter aan om, samen met hem, de omvang van de schade vast te stellen. In geval de jachtrechthouder de vergoeding van de geschatte schade weigert, wordt overgegaan tot pleiting in gewone zitting. Dezelfde wetten regelen eveneens de verdelging van de wilde konijnen door de verbouwer, doch vergif, vuurwapens, netten, stroppen en lokaas mogen hiertoe niet aangewend worden. Het gebruik van vuurwapens kan door de Regering worden toegestaan, wanneer het woekeren van konijnen een werkelijk gevaar wordt.

< >