In de w. hebben vertegenwoordigers van de landbouwbelangen en van de jachtbelangen zitting. De voorzitter in de w. is de Rijkslandbouwconsulent.
Bij wildschade of te verwachten wildschade wende men zich tot de voorzitter van de w. De Min. van Landb. kan op voorstel van of na ingewonnen advies van de w.: a. belanghebbende met afwijking van de voorschriften der Jachtwet op de door hem gebruikte gronden en op grond bij anderen in gebruik wild of schadelijk gedierte laten vangen of doden of door een of meer bepaald aangewezen, te goeder naam en faam bekend staande personen te laten vangen of doden (vergunning volgens art. 60 der Jachtwet 1923); b. aan door de Min. aangewezen te goeder naam en faam bekend staande personen de opdracht verstrekken op bepaalde aangewezen gronden wild of schadelijk gedierte te beperken of op te ruimen (vergunning volgens art. 61 der Jachtwet 1923). Beide vergunningen mogen niet op Zon- en feestdagen gebruikt worden.