Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Vitamines

betekenis & definitie

zijn organische verbindingen, die in het lichaam van mens of dier niet gevormd kunnen worden, zodat ze, in uiterst geringe hoeveelheden, in of naast het voedsel opgenomen moeten worden om een normaal verloop van de levensfuncties te waarborgen. Diverse omzettingen kunnen nl. niet plaats vinden, wanneer een of meer v. ontbreken, zodat gebreks- of deficiëntieziekten ontstaan (rachitis, scheurbuik e.d.).

Aangezien de meeste v. in verschillende voedingsmiddelen voorkomen, neemt de kans op een uitgesproken gebreksziekte (avitaminose) toe door het nuttigen van een eenzijdige voeding of een foutieve voedselkeuze of een ondoelmatige voedselbereiding. In minder extreme gevallen kan een hypovitaminose ontstaan, die zich minder duidelijk en atypisch manifesteert, wanneer gedurende langere tijd iets te weinig van bepaalde v. wordt opgenomen.De ontdekking van de v. dateert uit het eind van de vorige eeuw, terwijl de naam v. afkomstig is van FUNKLIGIZ. Momenteel zijn er een 20-tal v. bekend. De v.-behoefte van de mens en de verschillende landbouwhuisdieren is bij benadering bekend, evenals de gehalten in de belangrijkste voedingsmiddelen. Deze behoeften worden echter door een aantal factoren doorkruist zoals diersoort, leeftijd, samenstelling van het rantsoen, arbeidsprestatie, dracht of lactatie, terwijl het steeds duidelijker wordt dat de onderlinge verhoudingen eveneens van betekenis zijn.

Men onderscheidt de v. in een in vet oplosbare en een in water oplosbare groep.

In vet oplosbare groep:

vitamine A (axerophtol)

vitamine D2 (calciferol) en D3

vitamine E (𝛼-, 𝛽- en y-tocopherol)

vitamine K (phyllochinon)

vitamine F (essentiële vetzuren).

In water oplosbare groep: ascorbinezuur (vitamine V) vitamine P (citrine)

vitamine B-complex, omvattend thiamine vitamine B1 aneurine), riboflavine (vitamine B2, lactoflavine), nicotinezuur, -amide (vitamine PP, niacinamide), pyridoxirie (adermine, vitamine B6), pantotheenzuur (vitamine B3), biotine (vitamine H), foliumzuur (pteroylglutaminezuur, folinezuur), para-aminobenzoëzuur, inositol ((meso)inosiet), choline, cyano-cobalamine (vitamine B12). De nomenclatuur der v. is zeer verwarrend, zodat eenzelfde v. verschillende namen heeft. In het bovenstaande overzicht staat de meest gebruikelijke naam voorop. Het staat niet vast waarom een v. in het v. B-complex ondergebracht moet worden. Structureel bestaat er nl. tussen deze v. slechts incidenteel een verband.

Ook in functioneel opzicht verschillen ze onderling sterk. Een overweging om ze samen te vatten kan zijn, dat ze in vrijwel alle levende cellen voorkomen. Dit hangt nauw samen met het feit, dat van diverse v. van het v. B-complex bekend is, dat ze in een of meer co-enzymen voorkomen en zodoende voor de celstofwisseling essentiële omzettingen mogelijk maken.

Enkele v. behoeven strikt genomen in het voedsel van bepaalde dieren niet voor te komen. Zo kunnen slechts mens, aap en cavia lijden aan de gevolgen van een v. C-tekort, terwijl de overige dieren zelf in eigen behoefte kunnen voorzien. de volwassen herkauwers kunnen dit eveneens t.a.v. de v. van het v. B-complex door de activiteit van de micro organismen in de pens, welke B-v. vormen. Vitamine A of axerophtol is een epithelium-beschermend v. Een slechts in het dierenrijk voorkomend, in vet oplosbaar vitamine.

Het ontstaat in het lichaam voorn. in de darmwand uit enkele carotenoiden of wordt als zodanig verstrekt. Een goede v. A-bron is levertraan. Bij een tekort ontstaat verhoorning van het epithelium van huid, ogen, geslachtsorganen, ademhalings- en urinewegen, enz. Hierdoor vermindert de beschuttende werking van deze epithelia en worden infecties en ontstekingen vergemakkelijkt. De vruchtbaarheid vermindert en oogafwijkingen ontstaan: nachtblindheid en xerophtalmie.

De landbouwhuisdieren zijn voor v. A-voorziening, naast levertraan, aangewezen op caroteen-houdende voedermiddelen, zoals groenvoer, silage, goed hooi, rode wortelmeel en mais. In meer of mindere mate kunnen ze caroteen nl. omzetten in v. A.

Thiamine, v. B, of ancurine. In de geschiedenis van dit v. dienen de namen van 4 Nederlanders te worden genoemd: EYKMAN en GRIJNS ontdekten het ca 1900 te Batavia, terwijl JANSEN en DONATHI het aldaar ca 25 jaar later voor het eerst in kristallijne toestand isoleerden en de naam aneurine gaven.

In het lichaam is het als co-enzym cocarboxylase (thiamine-pyrofosfaat) werkzaam bij de koolhydraatstofwisseling, waarbij het pyrodruivenzuur omgezet wordt.

V. B1-deficiëntie veroorzaakt een stagneren van de koolhydraatstofwisseling en een ophopen van de tussenproducten er van. De gevolgen hiervan zijn velerlei: gebrek aan eetlust, slechte groei, versnelde hartslag, afwijkingen van de maag-darmfunctie, enz. Zeer bekende gevolgen zijn beri-beri bij de mens en polyneuritis bij pluimvee. Zeer rijk aan v. B, zijn het zilvervliesje van rijst, gedroogde biergist en tarwekiemen.

Volwassen herkauwers hebben geen thiamine nodig, daar dit vitamine evenals andere B-vitamines door de micro-organismen in de pens kan worden opgebouwd. Bij jonge kalveren en bij runderen met een gestoorde pensfunctie is soms wel thiamine van buitenaf nodig.

Riboflavine, v. B2 of lactoflavine, is in kristallijne toestand een gele stof, die, opgelost in water, een geel-groene fluorescentie vertoont. Het behoort tot de groep der flavinen.

Functioneel komt het voor in 2 co-enzymen: riboflavine-fosfaat en riboflavine-adenine-dinucleotide. In de eerste vorm komt het voor in het gele ademhalingsfermént van WARBURG. Gebonden aan eiwitten, welke combinaties de naam flavoproteiden dragen, komt het in verschillende enzymsystemen voor, die in de stofwisseling van iedere cel deelnemen aan de waterstofovcrdracht van substraat naar vrije zuurstof. Gevolgen van tekort aan v. B2 zijn bij mensen o.a. huidafwijkingen om de mond en veranderingen in het hoornvlies. Bekend is het v.

B, deficiëntieverschijnscl bij kuikens, aangeduid met: krultenen, ontstaan t.g.v. degeneratie van de perifere zenuwen. De broeduitkomsten van kippen dalen sterk door tekort aan v. B2. Biergist, lever en melk zijn goede v. B2-bronnen. Panthotheenzuur, v.

B3 of kuiken-antidermatitisfactor, komt voor in het co-enzym A, dat een rol speelt bij het overdragen van acetaat en langere ketens. Als zodanig komt het in vrijwel alle weefsels voor. Bij kuikens is een symmetrische huidontsteking rond ogen, snavel en aan de poten het gevolg van tekort aan v. B3. terwijl het pigment uit de veren kan verdwijnen. Pluimvee heeft v. B3 nodig voor het op peil houden van de eierproductie en de broeduitkomsten.

Bij varkens zijn ontstekingen van het spijsverteringskanaal, gebrek aan eetlust en een afwijkende gang (goose stopping) hei gevolg van gebrek aan v. B3. Herkauwers synthetiseren het zelf in de pens.

Pyridoxine, v. B6 of adermine, komt als pyridoxal, gekoppeld aan fosforzuur, voor in een co-enzym. Een andere vorm waarin het voorkomt is pyridoxamine. De reacties, die erdoor gekatalyseerd worden, zijn: decarboxylering (C02-afsplitsing) van een aantal aminozuren en transamincring (overdracht van aminogroepen) in enkele gevallen. Aangezien deze reacties zich in iedere levende cel afspelen, wordt v. B6 overal aangetroffen.

Alle levende wezens hebben het nodig, al worden v. B gebreksverschijnselen bij mens en dier niet vaak waargenomen. Acrodynie bij ratten (een symmetrische huidontsteking aan neus, oren en ledematen) is een gevolg van tekort aan v. B, terwijl varkens een bepaald type anaemie, slechte groei en krampen vertonen.

Cyano-cobalamine, v. Br neemt aan verschillende, voor het metabolisme van fundamenteel belang zijnde, processen deel. Het is in 1948 geïsoleerd in de vorm van rode, cobalt bevattende kristallen. De belangrijkste bronnen zijn Streplomy ces-cultures en lever. Het bezit, in uiterst geringe concentratie (ca een gamma per dag), een genezende werking tegen pernicieuze e.a. anaemieën, zodat het wordt geïdentificeerd met de extrinsicfactor. Merkwaardig is, dat het ook identiek is met of de belangrijkste component vormt van de z.g. dierlijk eiwitfactor (animal protein factor, APE), die de dierlijke van de plantaardige eiwitten onderscheidt (zie ook bij v. B-complex).

Er zijn inmiddels verschillende vormen van het v. B12 aangetoond, die wel B12a, B12b, enz. genoemd worden. Voor het essentiële deel van het molecule is de naam cobalamine ingevoerd; aangevuld met het radicaal dat verschilt, geeft dit de volledige naam van het betreffende v. Het oorspronkelijke v. B12 heet volgens deze nomenclatuur cyano-cobalamine. Men kent ook hydroxy-cobalamine, chloor-cobalamiec, sulfaat-cobalamine, enz.

Vitamine C, ascorbinezuur of antischeurbuik-v., is een in water oplosbaar v., dat in vrijwel alle levende cellen wordt aangetroffen. De mens, aap en cavia dienen het in het voedsel op te nemen, de landbouwhuisdieren maken het zelf. Het is gemakkelijk te oxyderen tot dehydro-ascorbinezuur, welke reactie reversibel is. Het deelnemen van v. C aan de celademhaling als waterstof-overdrager wordt daarom wel verondersteld. Het heeft. een gunstige werking op de vorming van antilichamen bij infectieziekten.

Bij een tekort aan v. C treden onderhuidse bloedingen op ten gevolge van beschadigingen van de haarvaten. Het bekendste gebreksverschijnsel is scheurbuik (scorbut), waarvan moeheid, tandvleesbloedingen en het uitvallen der tanden enkele symptomen zijn. Bij runderen en varkens komen soms verschijnselen voor, resp. slechte fokresultaten en een op scheurbuik lijkende ziekte, die door toediening van v. C verdwijnen en die er op wijzen, dat in het lichaam een onvoldoende vorming van v. C plaats vindt.

Vitamine D is het antirachitisch v. Het zijn tot de groep der sterolen behorende, in vet oplosbare v. De bekendste vertegenwoordigers zijn het plantaardige v. D2, ontstaan door bestraling van ergosterol (provitamine D2), en het dierlijke v. D3, op overeenkomstige wijze ontstaan uit 7 dehydrocholesterol ( provitamine D3). In de natuur heeft deze omzetting plaats onder invloed van het zonlicht.

V. D is onmisbaar voor de resorptie van kalk en fosfor. Indien deze mineralen niet in optimale verhouding in het voedsel voorkomen, zijn grotere hoeveelheden v. D nodig om te voorkomen, dat deze mineralen onvoldoende in het geraamte worden vastgelegd, zodat bij jonge dieren en kinderen rachitis ontstaat. Bij deze ziekte gaat de kraakbeenvorming door, maar blijft de verbening van het gevormde kraakbeen achter. Hierdoor kunnen beenverkrommingen ontstaan, enz. De aanhechting van borstbeen en ribben is verdikt, wat aanleiding geeft tot het ontstaan van de z.g. rozenkrans. Beenafwijkingen bij volwassen individuen, die echter niet uitsluitend door tekort aan v. D behoeven te ontstaan, worden aangeduid met osteomalacie en osteoporose. Door ontkalken van de beenderen hebben deze dan hun stevigheid grotendeels verloren. V. D2 en D3 zijn even werkzaam voor zoogdieren. Bij pluimvee heeft v. D3 een werking, welke die van v. D)3 enige tientallen malen overtreft. Zeer veel D3 komt voor in levertraan, veel D2 in bestraalde gist en goed door de zon bestraald hooi.

Vitamine E is het antisteriliteits-v. Van dit v. komen 3 vormen voor, het a-, 𝛽[- en y-tocopherol [tokos = kind, pheroein = dragen]. Een rijke tocopherolbron zijn tarwekiemen, terwijl in groen bladmateriaal ook redelijke hoeveelheden voorkomen. De physiologische functie van v. E is niet precies bekend; in de celstofwisseling schijnt het echter een belangrijke rol te spelen.

Bij rallen voorkomt toediening van v. E afsterven en rcsorptic van de vrucht en degeneratie van het testesweefsel. De rol, die het bij andere diersoorten speelt bij de vruchtbaarheid is niet duidelijk. Bij kuikens voorkomt het oedeem en hersenbeschadigingen, aanleiding gevend tot de z.g. crazy chick disease. Konijnen, marmotten en ratten vertonen bij v. E-tekort verlammingen ten gevolge van spierdystrofie. Dit komt ook voor bij lammeren (stiff-lamb discase).

Vitamine F, huidvitamine, is een mengsel van 3 onverzadigde vetzuren: linol-, linoleen en arachidonzuur met resp. 2, 3 en 4 dubbele bindingen. De betiteling v. is maar ten dele juist, aangezien ze o.a. gevonden zijn als bouwstenen van celstructuren. voorn. is er mee gewerkt bij ratten, zodat over de rol, die v. F speelt bij de mens en de landbouwhuisdieren weinig valt op te merken.

Biotine, v. H, is een v. uit het v. B-complex. Misschien komen 2 vormen voor, nl. a- en 𝛽-biotine. Zeker is dat ze in enkele enzymen als component van het co-enzym voorkomen. De functie is nog niet geheel duidelijk.

Merkwaardig is, dat v. H door een in het wit van rauwe eieren voorkomend eiwit, avidine, onwerkzaam wordt gemaakt. Op deze wijze kunnen gebreksvcrschijnsclen worden opgewekt, zoals o.a. slechte groei en een schilferige huidontsteking.

Vitamine K, a-phyllochinon, coagulatie-vitamine, antihaemorrhagisch vitamine. In de natuur komen verschillende vormen voor: K1 o.a. in lucerne, K2 in vismeel en micro-organismen, terwijl ook een K3 is geïsoleerd. V. K is van invloed op de bloedstolling, doordat bij een tekort het prothrombinegehalte van het bloed verlaagd en de stollingstijd dienovereenkomstig verlengd is. Speciaal pluimvee is gevoelig voor een tekort, bij zoogdieren vindt synthese van v. K plaats door de darmflora.

Chem. kunnen verschillende naphtoquinonen bereid worden, die als v. K werken. Eén daarvan, het 2methyl-l,4-naphtoquinon is ca driemaal zo werkzaam als het natuurlijke v. K.

Een in Am. geconstateerde ziekte bij grootvee, de z.g. sweet-clover disease, bleek te worden veroorzaakt door bedorven honingklaver (Melilotus), die de verbinding di-cumarol bevatte. Deze verbinding verlaagt het gehalte aan prothrombine in het bloed sterk en heeft daardoor hetzelfde effect als een gebrek aan v. K. Door extra toediening van v. K kon de ziekte genezen worden. De stof dicumarol kan daarom beschouwd worden als antivitamine K.

Vitamine P, permeabiliteitsvitamine, citrine, is een vooral in sinaasappelsap en citroensap voorkomend v. Mogelijk bestaat het uit een mengsel van 2 bepaalde glucosiden. Het zou nodig zijn voor het intact houden van de wanden van de haarvaten en het voorkomen van abnormale permeabiliteit hiervan. De vraag of dit v. werkelijk bestaat is nog steeds niet geheel opgelost. De identificatie wordt sterk bemoeilijkt door het feit, dat de physiologische werking zoveel gelijkt op die van v. C, dat ook dezelfde natuurlijke herkomst heeft.

Nicotinezuur of -amide, vitamine P.P. (pellagra preventive), komt in de amide-vorm voor in alle lichaamscellen, waar het wordt gevonden als bestanddeel van 2 co-enzymen: co-enzym 1 en coenzym 2. Op grond van de chcm. samenstelling noemt men deze co-enzymen bij voorkeur: difosfopyridine nuclcotide (DPN) en trifosfopyridine nuclcotide (TPN) . Gebonden aan een apo-enzym spelen ze een rol bij de celademhaling. In streken, waar mais het hoofdbestanddeel van het voedsel vormt, kan als tekort aan dit v. pellagra bij de mens ontstaan, o.a. gekenmerkt door een ontsteking van het spijsverteringskanaal en een symmetrisch eczeem. Een op pellagra lijkende ziekte bij honden is black tongue. Ook bij varkens zijn gebreksverschijnselen waargenomen, terwijl de herkauwers in hun behoefte voorzien door de synthese in de pens. Is voldoende tryptophaan beschikbaar dan is de behoefte aan nicotinezuur veel geringer. Tryptophaan heeft een niacine sparende werking.

J. WEITS.

< >