Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Schima

betekenis & definitie

is een klein gesl. van bomen uit de fam. Theaceae, verbreid over Z.O.Az. en Indon.

S.bancana Miq,., seroc (Mal.), is een matig hoge boom met een rechte stam, die op open plekken in het laaglandregenbos van Z.Sumatra vaak een nagenoeg zuivere secundaire begroeiing vormt. Op Java wordt hij om haar pioniereigenschappen gaarne gebruikt voor herbebossingen in het laaglandregenklimaat. Het hout is praktisch gelijk aan dat van de hierna genoemde soort. S.noronhae REINW., poespa (Jav.), is een woudreus met zuilvormige stam uit het bergregenbos van Sumatra en W. Java, die echter met succes ook in het bergmoessonklimaat van M. en O. Java is aangeplant.

Zij is om haar dichte schaduwkroon. die grasgroei goed onderdrukt, bij uitstek geschikt voor de herbebossing van brandterreinen in het gebergte. Ook wordt zij om haar bodemverbeterende eigenschappen gaarne gebruikt als drijf- en vulhout in Altingia-culturen. Het vrij zware, sterke en matig duurzame, bleekgrijsrode hout laat zich gemakkelijk bewerken, doch krimpt en trekt zeer sterk. liet is daardoor voor planken minder geschikt, doch wordt overigens door de bevolking gaarne voor stijlen en balken in de huizen- en bruggenbouw gebruikt.

< >