Van dit gesl. der Amaranthaceae worden in Indon. onder de naam bajem verschillende soorten als groente gebruikt:
1. A. blitum L. met groen blad, soms rood aangezet. Over geheel Indon. in het wild voorkomend. Wordt gestoomd als lalab of als sajoer bij de rijst gegeten. Wordt zelden verhandeld, omdat vrijwel ieder deze groente zelf kan verzamelen.
2. A.gracilis DESF. opvallend door gerimpelde vruchten en minder algemeen voorkomend.
3. A. hybridus L. wordt in verschillende vormen gekweekt ter vervanging van spinazie (welke groente in Indon. vanwege te hoge temp. en de korte dag van ca. 12 uur te snel in bloei komt). Komt ook verwilderd voor. De groene vorm wordt als groente geprefereerd boven de rode vorm.
4. A.spinosus L., gedoornd of ongedoornd, verwilderd; de ongedoornde vorm wordt gegeten.
5. A. tricolor L., de gewone bajem, welke ter vervanging van spinazie het meest gekweekt wordt in verschillende vormen, voorn, de groene vorm. De voedingswaarde is ongeveer gelijk aan die van spinazie. Het zaad wordt op rijen op afstanden van 20 cm en dicht in de rij uitgezaaid. Ca. 1½ à 2 maanden na het zaaien, als de jonge plantjes 15-20 cm hoog zijn, worden ze uitgetrokken, aan bosjes gebonden en verkocht.
(België) Acht kruidachtige soorten komen in de Congolese flora voor. Verscheidene daaronder worden door de inlanders, als groente, op het erf, gekweekt. Zij staan bekend onder de verzamelnaam ‘inlandse spinazie’. De belangrijkste zijn: A. hybridus L. (oorsprong Am.), A. dubius MART. (Am.), A. spinosus L., A.lividus L. (Z.Am.), enz. Een andere soort A. caudatus L. wordt als graangewas, om de zetmeelhoudende zaden, op tamelijk grote schaal in N.O. Congo (lturi), op rond 1500-2000 m hoogte, gekweekt. 2. var. zijn bekend: een zwart- en een witzadige.