Tetrarchie staat voor het viervorstendom. Diocletianus verdeelde het Romeinse rijk in bestuursdistricten en provincies. Hiermee versterkte hij de positie van de keizer. De provincies werden ondergebracht in uiteindelijk vier prefecturen. Voor het hoogste gezag voerde hij een tetrarchie in. Op deze wijze decentraliseerde hij het rijksbestuur.
Maximianus werd medekeizer in 286 en mocht zich, net als Diocletianus, ‘Augustus’ noemen. De ene keizer resideerde in het Westen, de andere in het Oosten. Ook de opvolgers werden al benoemd, met de titel Caesar. Ieder was aansprakelijk voor een bepaald rijksdeel, maar alle regeringsbesluiten moesten in naam van de vier leden van de tetrarchie uitgevaardigd worden. Na een regeringsperiode van 20 jaar -aldus had Diocletianus bepaald - moesten de Augusti plaats maken voor de beide Caesaren, die op hun beurt weer nieuwe Caesaren moesten aanwijzen.