(homo sapiens), hoogst ontwikkelde meest gedifferentieerde zoogdier, onderscheidt zich daarvan door opgerichten gang, onderbroken beharing, grootere hersenmassa, een gearticuleerde taal en een individueele ziel. Lichamelijk is hij opgebouwd uit harde ( → skelet, → haren en → nagels) en weeke deelen ( → spieren, die door → pezen a/h skelet verbonden zijn en dit bewegen, ingewanden, die de stofwisseling beheerschen, een → zenuwstelsel met → zintuigen, dat de samenwerking v/h geheel verzorgt, een klierstelsel, dat als een soort biochemisch coördinatie-systeern te beschouwen is en een reeks beschermende vliezen).
Chem. bestaat hij v. 63% uit water, 20% eiwitten, 2,5% vet en 0.9% minerale zouten. Tegenover de Bijbelsche opvatting v/d schepping v/d mensch heeft → Darwin zijn evolutietheorie gesteld, die een geleidelijke ontwikkeling uit dierlijke voorouders aanneemt, waarmee echter de in. als geestelijk wezen niet wordt verklaard.