Encyclopaedie voor de huisvrouw

Vrouwenrubriek Algemeen Handelsblad (1928)

Gepubliceerd op 29-04-2022

Kleedjes kloppen en overlast

betekenis & definitie

In het Maandblaadje van de afdeeling Amsterdam der Nederlandsche Vereeniging van Huisvrouwen wordt een artikeltje gewijd aan allerlei bezwaren, die een groote stad nu eenmaal voor hare bewoners meebrengt. Wij citeeren:

Een onzer leden klaagde bij het bestuur over het hinderlijke kleedjeskloppen op de balcons op tijden, dat kleine kinderen en vermoeide huismoeders plegen te rusten. Hieraan is van rechtswege weinig te doen. Men is in zulke gevallen vrijwel aangewezen op den goeden wil der omwonenden, in de eerste plaats van de in de buurt wonende huisvrouwen.

Het heeft misschien zijn nut er nog eens op te wijzen, van hoeveel belang het is, dat de huisvrouw begrijpt, dat, desnoods met een kleine opoffering harerzijds, met een beetje meer nadenken ter wille van anderen, met een stipt voorgaan van kinderen en personeel, men veel onaangenaams voor de personen, met wie men ook indirect te maken heeft, kan vermijden en een prettige sfeer kan scheppen. Het voorbeeld doet zoo veel.

In de samenleving kunnen allerlei kleine attenties en hoffelijkheidjes wonderen doen. Zet uw piano een eindje van den muur of aan den gangkant van de kamer, dan hindert u de buren het minst. Smeer de deurstang in als zij piept en knarst, richt uw kinderkamer in op een verdieping, waar uw benedenbewoners er geen last van hebben. Draag zorg, dat uw dienstboden den tuin uwer benedenburen niet voor vuilnisbak gebruiken en dat uw kinderen niet smijten met de deuren. Juist in een groote stad met haar menschenpakhuizen, is de kans op botsing het grootst.

En hinder is niet altijd te vermijden, al kan het dikwijls veel en veel beter dan nu het geval is en zelfs de zieken en zwakken niet gespaard worden. Wie een flat, boven- of benedenhuis bewoont, kan zich nu eenmaal niet veroorlooven, wat de bewoner van een huis-alleen wel kan. Festiviteiten tot laat in den nacht, waarbij allerlei omwonenden uit den slaap gehouden worden en ’s morgens ongeschikt zijn om hun 100 % aan den arbeid te geven, zijn m.i. ongeoorloofd.

Allerlei

Wij zouden aan de voorbeelden, boven aangehaald, nog de volgende willen toevoegen.

Geen kleine kinderen den heelen dag laten zingen, schreeuwen en krakeelen in een stadstuintje, zoodat de lucht weergalmt, tot twintig huizen ver naar weerskanten, van het gekrijsch dat opgaat als Jaap en Keesje of Miepje en Toosje ruzie hebben om een stuiter, een pop, een kruiwagen, een springtouw.

Geen zanglessen nemen of de grammofoon laten spelen met wijdopen deuren en ramen. Laat alleen de huisgenooten „genieten” van études en loopjes en vergast niet al de medebewoners van uwe straat op wat Caruso, Haifetz, Mischa Elman en andere beroemdheden presteerden voor den hoorn van het „spreekapparaat”. Het klinkt wellicht ongelooflijk, maar er zijn lieden, die Caruso per grammofoon heelemaal niet fraai vinden.

Niet de trappen op en afloopen met zulk een vervaarlijk gedruisch en gedaver, dat eiken bewoner van lager gelegen verdiepingen het hooren vergaat en zijn goed humeur gevaar loopt.

Er is nog meer, nog veel meer, dat vermeden kan worden. Iedere lezeres zal voor zich zelve wel de noodige aanvulling kunnen geven, vooral als die lezeres bewoonster is van een groote stad.

< >