Handelslexicon

J. Hagers (1910)

Gepubliceerd op 14-03-2019

Raad van beroep

betekenis & definitie

Raad van beroep - een lichaam, ingesteld volgens de wet van 20 April 1895 (Stbl. 54) gewijzigd bij de wet van 9 Juli 1906 (Stbl. 190) bestaande uit 24 leden, waarvan worden benoemd zes door de Koningin op voordracht van den minister van Financiën, drie door de Arrondissements-rechtbank te Amsterdam, drie door die te Rotterdam en twee door ieder van de zes Kamers van Koophandel en Fabrieken, daartoe door de Koningin aangewezen. Hij beslist in hoogste instantie over de gegrondheid der aangegeven waarde bij den invoer van goederen en over eene eventueele toe te kennen schadevergoeding naar aanleiding van het oponthoud der goederen. Zie hierover artt. 20, 21 en 22 der Waardewet.