Lengte en breedte - in de aardrijkskunde de bepalingspunten van de ligging eener plaats op de oppervlakte der aarde. Men heeft daartoe den omtrek der aarde verdeeld in 360 breedtegraden (°), iedere graad in 60 minuten (’) elk van 60 seconden (”), loopende van het midden der aardoppervlakte, den equator, 180° noord-en zuidwaarts. De eerste worden genoemd graden noorderbreedte, "NB terwijl men de laatste noemt graden zuiderbreedte, °ZB. Om nu nog de lengte te bepalen verdeelde men de aarde van het oosten naar het westen in 360 lengtegraden, meridianen, die men zich van elk punt af kan denken, maar waarvoor meestal door geografen en zeevaarders een der drie volgende wordt genomen: de meridiaan over Greenwich, die het meest voorkomt, die over Parijs en die over Ferro, welke vooral voorkomen op Fransche kaarten en in Fransche beschrijvingen. De graden ten oosten van den aangenomen nulmeridiaan noemt men oosterlengte (OL), die ten westen westerlengte (WL). Gewoonlijk is steeds aangegeven, welken nulmeridiaan men heeft aangenomen.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk