Handelslexicon

J. Hagers (1910)

Gepubliceerd op 13-03-2019

Contract

betekenis & definitie

Contract - Eng. contract, Fr. contract, D. contract. Eene overeenkomst om iets te doen of niet te doen. Beperkter: de in wettelijken vorm geschreven voorwaarden dier overeenkomst en de bepalingen, die door partijen moeten worden nagekomen. Een contract vereischt altijd twee of meer partijen.

Het kan mondeling, bij onderhandsch geschrift op gezegeld papier en bij authentieke, notariëele acte worden aangegaan. De wet bepaalt, welke contracten alleen in den laatsten vorm mogen zijn opgemaakt om geldig te zijn. Wat den vorm van contracten betreft is die de beste, welke de bedoelingen van de contracten het duidelijkst doet kennen en het nauwkeurigst omschrijft, met vermijding zooveel mogelijk van wat den zin duister maken kan of voor verschillende uitlegging vatbaar is.

Voorts moeten de bepalingen der wet bij elk contract in acht worden genomen en heeft het verzuim daarvan in vele gevallen nietigheid ten gevolge. Een contract kan zijn synallagmatiek of bilateraal, als de contractanten zich wederkeerig jegens anderen verbinden, unitariaal, wanneer een of meer personen zich jegens een of meer anderen verbinden, zonder dat dezen aan genen tot iets verbonden worden, commutatief, als ieder der partijen zich verbindt om iets te geven of te doen, wat als tegenwaarde beschouwd wordt van hetgeen de andere partij doet of geeft.

Men onderscheidt koop- en huurcontracten, contracten van aanbesteding, leverantie, assurantie, vrachten, vennootschap, bodemerij, enz. Burg. Wetb. artt. 1269 tot 1901. W. v. K. artt. 14 tot 54.