Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

Gepubliceerd op 25-05-2017

linkebal

betekenis & definitie

Lepe jongen; profiteur. In de wielersport: een renner die zoveel mogelijk zijn krachten spaart en weinig op kop komt. Hij doet alsof hij uitgeput is en laat anderen het zware werk opknappen om ten slotte alleen aan de finish te komen. De term werd vooral populair gemaakt door Maarten Ducrot. Link is Bargoens voor ‘slim, leep’, hier gebruikt in samenstelling met bal, zoals bijvoorbeeld corpsbal. Een wielrenner die profiteert van de inspanningen van een ander noemt men in het jargon ook wel een zweetdief of wieltjeszuiger. Er bestaat ook een werkwoord (zie hierna). ‘De linkebal’ was ook de bijnaam van de renner Serguei Ivanov. In het Franse wielerargot noemt men zo iemand een ‘rat’ of‘ratagasse’. Van Eddy Merckx is de gevleugelde uitspraak ‘Ik heb in de wielersport te veel profiteurs meegemaakt, te veel linkeballen.’

Voor hen die geklopt zijn en voor de omstanders is de winnaar een ‘linkebal’ of een ‘plakker’ die zonder inspanning de overwinning naar zich toe heeft getrokken, ten koste van de werkers in de vluchtgroep. Of is dat tactiek? (Henk Zorn: Wielersport. Historie, materiaal, training, techniek en taktiek. 1986)

Bij de nieuwelingen was hij wat ze een ‘linkeballetje’ noemen. Een coureur die altijd in de buurt van de besten reed, maar zelden het vuile werk aan kop deed. Hij wachtte af, en keek wat de jongens met de grootste reputaties deden. (HP/ De Tijd, 25/06/1999)