Denigrerende benaming voor een beoefenaar van criterium- en kermiskoersen. Frans: coureur de kermesse. Engels: kermesse racer. Vgl. gazettencoureur.
De beste kermiscoureur aller tijden is Alfons de Bal geweest. Die reed per jaar tussen de tachtig en negentig keer bij de eerste tien. (Gijs Zandbergen & Wout Koster: Een wielrenner die rijdt steekt zijn hand niet op. 1986)
Geen wonder dat er zaterdag slechts tien Hollanders aan het vertrek in Den Bosch staan. En de rest? Die traint, rijdt mee in een criterium (zonder Tourvedetten) of zakt af naar België: het paradijs voor kermiscoureurs. (Algemeen Dagblad, 27/06/1996)