(begin 20e eeuw) West-Vlaamse wielrenners, die furore maakten met hun moed en doorzettingsvermogen (het fietsen door regen, wind en slijk). Zij konden de meest miserabele weersomstandigheden aan. Onder leiding van Karel van Wijnendaele maakten zij vooral naam tussen 1900 en 1914. Hun faam drong zelfs door tot in de vs. Op een affiche werden ze afgebeeld als halve wilden achter tralies. Cyriel van Hauwaert - de ‘Leeuw van Vlaanderen’ - had de twijfelachtige eer de eerste Flandrien te zijn (hij reed eigenaardig genoeg voor de Franse delegatie). Briek Schotte werd de laatste der Flandriens’ genoemd (tot Johan Museeuw de titel heroverde). Het predikaat werd hem toegeschreven door de journalist Albert Baker d’Isy. Van Wijnendaele had allerlei vage romantische ideeën over het parcours: slechte wegen door Oost- en West-Vlaanderen, streken die enkel beschreven werden door Rodenbach, Verriest, Streuvels en Verschaeve. De deelnemers konden niet anders dan helden zijn, met een geschiedenis die terugging naar de Oude Belgen. Flandriens kwamen doorgaans uit de laagste sociale klasse. Velen onder hen konden lezen noch schrijven, zochten de kost in Frankrijk en werden wielrenner om aan hun miserabele lot te ontsnappen. Het begrip ‘Flandrien’ ontstond op de wielerbaan in 1913 in de Franstalige pers. Wellicht verdwenen de Flandriens samen met de Vlaamse kasseien.
De Flandriens immers groeiden min of meer uit een geding dat ontstond, na het Kampioenschap van Vlaanderen van 1912, waar twee gekombineerde groepen tegenover mekaar kwamen te staan, namelijk de Oost-Vlamingen Persijn, Abel en Guido Devoghelaere, met Anno en Pier Van de Velde, tegen de West-Vlamingen Leon Buysse, Rieten Van Lerberghe, Michel De Baets en Achiel Depauw. Over den uitslag van dien koers, over de verstandhouding ofte kombine der OostVlamingen, werd er nog al veel geredetwist en geschreven, bij zoover dat het tot een uitdaging kwam van Oost-Vlamingen, die een match vroegen tegen de West-Vlamingen, voor gelijk welke inzet. (Karel Van Wijnendaele: Het rijke Vlaamsche wielerleven. 1943)
De Flandriens van vandaag heten Roger De Vlaeminck, Walter Godefroot, Eddy Merckx, Freddy Maertens, Herman Van Springel, Lucien Van Impe... Het is hen niet aan te zien dat ‘Flandrien’ vroeger synoniem was voor een ruw en gevaarlijk heerschap, toegerust met een barbaarse kracht. (Stan Lauryssens: De Flandriens. 1973)