Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

Gepubliceerd op 25-05-2017

afloper

betekenis & definitie

Langzaam leeglopende band. Zie ook afgaan.

Maar tussen hemel en hel lag gisteren een luizig zuchtje wind dat zich langzaam maar zeker een weg zocht door een minuscuul gaatje in een simpel stuk rubber. In wielertermen een ‘afloper’, in de volksmond een lekke band. (Leeuwarder Courant, 12/10/1998)

Alle ‘ongelukken’ die een veldrijder kunnen overkomen, kwamen op zijn weg. Aflopers, lekke banden, kettingproblemen, gebroken voorvorken, vreemde stuurfouten: alles is Groenendaal dit seizoen tegengekomen. (Het Parool, 28/12/2001)