Groot Retorisch Woordenboek

Paul Claes, Eric Hulsens (2015)

Gepubliceerd op 24-02-2017

allegorie

betekenis & definitie

G allègoria ‘anders zeggen’, L allegoria. Breed uitgewerkte metafoor of beeldspraak, bv. de allegorie van de grot (Plato); ‘Ic was in mijn hoofkijn om cruit gegaen’ (Suster Bertken); ‘Scheepspraet’ (C. Huygens); ‘Ego flos’ (G. Gezelle). In hellenistische tijd ontstond de allegorese, het allegorisch interpreteren van teksten, bv. die van Homerus. In de middeleeuwen werden oudtestamentische verhalen gelezen als voorafbeeldingen van het evangelie.

Als tekstgenre is de allegorie een zinnebeeldig verhaal waarin begrippen (bv. deugden en ondeugden) als personen worden voorgesteld, bv. Psychomachia (Prudentius), Le Roman de la Rose (G. de Lorris en J. de Meung), Die Rose (H. van Aken), Den spyeghel der salicheyt van Elckerlyc, Fae rie Queene (E. Spenser), Pilgrim’s Progress (J. Bunyan).