Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 07-06-2019

Venus

betekenis & definitie

Venus - italiaansche lentegodin, vooral beschermster der tuinen en van de groenteteelt, onder griekschen invloed geheel vereenzelvigd met Aphrodīte en dus geworden tot eene godin van schoonheid en liefde. Haar dienst was afkomstig uit Ardea.

Oorspronkelijk had zij te Rome twee tempels, één in den lucus van Libitīna (z. a.), één bij het Circus maximus, en de stichtingsdag van den laatsten is de 19de Augustus, de feestdag der holitores (groenteboeren), die Venus speciaal vereeren. In den tweeden punischen oorlog werd, volgens voorschrift van de Sibyllijnsche boeken, de geheel grieksche eeredienst van V.

Erycīna (Erucīna) uit Sicilië naar Rome overgebracht; men offerde haar den 23sten April; een eeuw later werd de dienst ingesteld van V. Verticordia (feestdag 1 April).

Sulla vereerde haar onder den naam V. Felix (dit is de V.

Pompeiāna, de stadsgodin van Pompeii), Pompeius als V. Victrix, maar haar dienst kwam vooral in hoog aanzien en het aantal aan haar gewijde tempels nam aanmerkelijk toe, sedert zij als de moeder van Aenēas en dus als de stammoeder van het rom. volk beschouwd werd, en nog meer toen Caesar en Augustus, en naar hun voorbeeld ook latere keizers, haar als de moeder van de gens Iulia vereerden.

Omtrent V. Cloacīna en V.

Murcia, zie Cloacīna en Murcia. Zie verder Aphrodīte.