Traiānus - (M. Ulpius), rom. keizer 98–117 na C., was in 53 na C. te Italica in Hispania geboren. In den parthischen oorlog diende hij onder zijn vader (zie Ulpii no. 1), in 91 werd hij consul en vervolgens werd hij door Nerva (einde 96 of begin
97) tot legatus van Germania Superior benoemd. Kort daarop (herfst v. 97) nam Nerva hem tot zoon en troonsopvolger aan. Toen Nerva stierf (Jan. 98), was Traianus in Germania; hij bleef daar tot 99, en kwam toen naar Rome. Ofschoon in het leger opgegroeid, was Traianus een uitstekend vorst. In 101 trok hij te velde tegen de Daciërs, die hij in 102 tot vrede dwong; koning Decebalus schond echter zijn woord, zoodat in 105 de strijd opnieuw ontbrandde, om in 107 met de onderwerping van Dacia en den zelfmoord van Decebalus te eindigen. Deze oorlog werd vereeuwigd door het beeldwerk aan de columna Traiani (z. a.) te Rome. In 114 trok Trai. te velde tegen de Parthen, veroverde Armenia en Mesopotamia in 115 en 116, nam de stad Ctesiphon in en zakte met een vloot den Tigris af tot aan den mond. Ziekte noopte hem tot den terugtocht; hij droeg het opperbevel over aan den landvoogd van Syria, Hadriānus (z. a.) en overleed in 117 in Cilicia, te Selīnus, welke stad ter gedachtenis hieraan den naam ontving van Traianopolis. Behalve veldheer, was Trai. ook een voortreffelijk regent. Aan alles wijdde hij zijn aandacht, de briefwisseling met Plinius minor, stadhouder van Bithynia, levert er bewijzen van. Alom liet hij wegen, kanalen, havens, waterleidingen aanleggen. Ook aan de opvoeding van arme knapen liet hij zich gelegen liggen. Hij ondersteunde kunstenaars en geleerden en beschreef zelf den dacischen oorlog. Te Rome legde hij het prachtige forum Traiani aan met de basilica Ulpia. Bij het volk was hij zeer bemind, zoodat het hem den eernaam optimus gaf. Later werd het wel als welkomstgroet bij de intrede van een nieuwe keizer gebezigd: “Wees nog gelukkiger dan Augustus en nog beter dan Traianus!”