Tetradrachmum - τετράδραχμον, attische zilveren munt ter waarde van 4 drachmen.
Τετρακόσιοι, een raad van 400 personen, die gedurende eenige maanden van het jaar 411 te Athene de regeering in handen had. Ontevredenheid en mismoedigheid wegens den loop, dien de peloponnesische oorlog begon te nemen, vooral wegens het ongelukkig einde van de onderneming tegen Sicilië, had reeds vroeger bij velen het verlangen naar een of andere verandering in het staatsbestuur doen ontstaan, en bij de verkiezing der πρόβουλοι (z. a.) in 413 had, naar het schijnt, de oligarchische partij een belangrijke overwinning behaald. Van den daardoor verkregen invloed wist men, voor zoover de omstandigheden het toelieten, behendig gebruik te maken om de gemoederen op de voorgenomen omwenteling voor te bereiden, en toen er geruchten verspreid werden, dat door Alcibiades, die toen bij Tissaphernes in hoog aanzien stond, een bondgenootschap met den koning van Perzië tot stand gebracht zou kunnen worden, mits de regeering in oligarchischen zin veranderd was, achtte men het tijd handelend op te treden. Aan Pisander (z. a.) en de zijnen gaf het volk, hoewel met grooten tegenzin, volmacht om met Alcibiades en Tissaphernes te onderhandelen, en ofschoon deze onderhandelingen tot niets leidden, meende de oligarchische partij nu niet te moeten terugtreden. Te Athene hadden zich ondertusschen de oligarchische clubs (ἑταιρίαι, z. a.) vereenigd en voerden er in het duister een soort schrikbewind, de hevigste voorstanders der democratie werden heimelijk uit den weg geruimd en den anderen daardoor zoo groote schrik aangejaagd, dat de volksvergadering bij de terugkomst van Pisander alles aannam wat hij wilde. Wel werd vooreerst slechts besloten, dat de πρόβουλοι, voor deze gelegenheid ten getale van 30, zouden belast worden met het doen van de noodige wetsvoorstellen, en bepaalde zich ook de door hen voorgestelde verandering tot de opheffing der γραφὴ παρανόμων, maar de oligarchen, zonder twijfel hierop voorbereid, kwamen terstond na aanneming daarvan met verschillende voorstellen voor den dag, waarvan de strekking was, dat zoolang de oorlog duurde geen ambt meer bezoldigd zou worden, dat de regeering voorloopig zou berusten in handen van een raad van 400, dat de volksvergadering tot de meergegoeden, minstens 5000 personen, beperkt zou worden en bijeengeroepen, wanneer de raad het noodig vond. Deze raad werd aldus saamgesteld: het volk wees 5 mannen aan, die op hun beurt 100 kozen, van welke ieder zich 3 moest coöpteeren. Doch hoewel dit alles gereedelijk werd aangenomen, was de nieuwe toestand niet van langen duur. De vloot, die bij Samus lag, verklaarde zich reeds dadelijk tegen de regeering der 400, riep Alcibiades uit de ballingschap terug, en liet zich slechts met moeite door dezen weerhouden van pogingen tot gewelddadig herstel van den ouden regeeringsvorm. Ook in de stad zelve openbaarde zich spoedig groote ontevredenheid; de 5000 werden nooit ter vergadering opgeroepen, van het beloofde bondgenootschap met Perzië zag men niets komen, en in plaats van den oorlog krachtig te voeren, trachtten de 400 met Sparta te onderhandelen. Het duurde niet lang of ook onder henzelf ontstond verdeeldheid; de meesten (Phrynichus, Pisander, Antiphon) bleven pogingen doen tot het verkrijgen van een vrede, op welke voorwaarden dan ook, en werden zelfs wel niet geheel zonder grond van verraderlijke plannen beschuldigd, anderen, waaronder Theramenes, die niet zoo ver wilden gaan of, bij den te verwachten omkeer van zaken, de gunst van het volk niet wilden verbeuren, onthielden zich van al wat verdacht kon schijnen en traden zelfs in het openbaar tegen hunne ambtgenooten op. Toen nu onder deze omstandigheden Euboea inderdaad door verraad verloren ging, kwam het tot een uitbarsting, de 400 werden na eene regeering van vier maanden afgezet, de verdachten onder hen vluchtten, en de oude toestanden werden hersteld, ofschoon nog eenigen tijd de volksvergadering tot 5000 (v. a. 9000) personen beperkt en eenige ultra-democratische instellingen afgeschaft bleven.