Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 07-06-2019

Seleucus

betekenis & definitie

Seleucus - Σέλευκος, 1) S. I.

Nicātor (Νικάτωρ), zoon van Antiochus en Laodice, verwierf onder Alexander d. Gr. vooral in Indië grooten roem als een van de aanvoerders der phalanx.

Bij de tweede verdeeling van het rijk kreeg hij Babylonië tot satrapie en spoedig breidde hij zijn gebied uit, maar met Antigonus in twist geraakt, moest hij vluchten en begaf hij zich naar Ptolemaeus (316). Na den slag bij Gaza waagde hij het echter met een klein leger terug te keeren, hij nam Babylon in (1 Oct. 312, begin van de aera der Seleuciden) en veroverde weldra ook zonder veel moeite Susiāna en Medië.

In de nu volgende oorlogen wist hij zich tegen Antigonus met roem staande te houden, terwijl hij in Indië, nu als vriend, dan als vijand, zelfs verder dan Alexander doordrong en met den machtigen Sandrocottus voortdurend in betrekking stond. Hij was de eerste onder de diadochen, die den koningstitel aannam en hij besliste den slag bij Ipsus (301) door zijne olifanten, waarna hij Syrië, Mesopotamië, Armenië en een groot deel van Klein-Azië aan zijn rijk toevoegde.

Toen hij eindelijk ook Demetrius Poliorcētes in handen gekregen had, konde hij rustig over zijn groot rijk regeeren, dat het grootste gedeelte van Alexanders veroveringen omvatte en zich van den Indus tot de Middellandsche zee uitstrekte. Nog op 77-jarigen leeftijd ondernam hij, aangespoord door Ptolemaeus Ceraunus, een veldtocht tegen Lysimachus; hij behaalde de overwinning, maar werd bijna aan de grens van Macedonië, dat hij nu wilde in bezit nemen, door Ptolemaeus verraderlijk gedood (281).

S. wordt na Alexander de grootste krijgs- en staatsman van zijn tijd genoemd. Hij bevorderde in zijn rijk grieksche beschaving, kunst en wetenschap, talrijke (v.s. 75) nieuw gestichte steden in alle deelen van het land werden met Grieken en Macedoniërs bevolkt, ook zijn leger bestond uit Grieken en Macedoniërs.

Daarentegen waren de Aziaten van alle aanzienlijke en invloedrijke betrekkingen uitgesloten. In het belang van handel en wetenschap liet hij de landen van den Ganges en de Caspische zee door Megasthenes en Patrocles bereizen en onderzoeken.—2) S.

II Callinīcus (Καλλίνικος), zoon en opvolger van Antiōchus II, 247–226. Bij het begin zijner regeering deed Ptolemaeus Euergetes, om den moord zijner zuster Berenīce (z.

Antiochus no. 3) te wreken, een inval in Syrië, waardoor een groot deel van het rijk verloren ging; vele jaren had hij tegen den opstand van zijn broeder Antiochus Hierax te kampen; verscheiden provincies, later een deel der bactrische en parthische rijken, scheidden zich af en maakten zich onafhankelijk, eindelijk maakte Attalus van Pergamus van deze verwarde toestanden gebruik om zijn rijk ten koste van Syrië te vergrooten. Na een ongelukkig gevecht tegen Attalus vluchtend, viel S. van zijn paard en stierf.—3) S.

III Ceraunus (Κεραυνός), zoon en opvolger van den vorigen, maakte krachtige toebereidselen tot herovering van het onder zijn vader verlorene, maar werd spoedig vermoord (223).—4) S. IV Philopator (Φιλοπάτωρ), zoon en opvolger van Antiochus d.

G., werd na een zwakke regeering (187–175) door zijn rentmeester Heliodorus vermoord.—5) S. V, oudste zoon van Demetrius Nicātor, kort na het aanvaarden der regeering door zijne moeder vermoord (125).—6)S. VI Epiphanes (Ἐπιφανής), zoon en opvolger van Antiochus VIII, voerde oorlog tegen zijn oom en neef (z. Antiochus no. 11 en 12) en kwam te Mopsuestia om het leven (95).

< >