Perzische oorlogen - (492–449). Verbitterd door den opstand der ionische Grieken onder Aristagoras, verstoord door de hulp, die Athene en Eretria aan de opstandelingen verleend hadden, en bovenal begeerig om na den mislukten tocht tegen de Scythen zijn rijk aan een anderen kant door verovering uit te breiden, besloot Darīus I een leger naar Europa te zenden. Zijn schoonzoon Mardonius, die over dit leger het bevel voerde, onderwierp de Macedoniërs en veroverde Thasus, maar keerde daarop naar Azië terug, daar zijn vloot bij den Athos schipbreuk geleden had en zijn leger door de Thraciërs verslagen was.
Darius gaf echter zijn voornemen niet op, maar zond twee jaar later een leger van 100000 man onder Datis en Artaphernes over zee naar Griekenland, die op Euboea landden en Eretria innamen, maar in den slag bij Marathon tegen 9000 Atheners, versterkt door 1000 Plataeërs en aangevoerd door Miltiades, de nederlaag leden en terugkeerden (490). Nieuwe toerustingen van Darius werden door zijn dood afgebroken, en zijn opvolger, Xerxes, konde eerst na het onderdrukken van een aegyptischen opstand aan den oorlog tegen Griekenland denken, dien hij aanvankelijk gaarne geheel had opgegeven, maar waartoe hij aangespoord werd door Mardonius, de Pisistratiden en de thessalische Aleuaden. Nadat hij een brug over den Hellespont had laten slaan en de landengte van den Athos had laten doorgraven, trok hij in 480 met een ontzaggelijk leger van 800.000 man voetvolk en 80.000 ruiters en eene vloot van 1200 schepen naar Griekenland.
De peloponnesische staten (behalve Argos), Athene en eenige andere besloten zich te verdedigen, Thessalië, Thebae en de eilanden hadden zich reeds vroeger onderworpen. De Thermopylae werden bezet door ruim 6000 man onder Leonidas, de vloot van 271 schepen lag bij Artemisium. Een driedaagsche zeeslag bleef onbeslist, maar na de nederlaag bij de Thermopylae trok de vloot zich terug naar Salamis.
Intusschen trok Xerxes door Midden- Griekenland naar Athene, dat door de burgers verlaten was, en toen nu de Peloponnesiërs verder wilden terugtrekken en zich tot de verdediging van de landengte van Corinthe wilden bepalen, bewoog Themistocles, ten einde dit plan te verijdelen, Xerxes door list de grieksche vloot, die nu 366 schepen sterk was, in te sluiten. In den nu noodzakelijk geworden slag behaalden de Grieken eene schitterende overwinning (September 480), Xerxes ging met de overblijfselen van zijne vloot, ongeveer 300 schepen, naar Azië terug, terwijl hij Mardonius met 300.000 man in Thessalië achterliet. Nadat deze daar overwinterd had, rukte hij in het volgende jaar weder Griekenland in, Athene werd weder door de burgers verlaten en door Mardonius ingenomen, waarop hij zich in Boeotië legerde.
De Grieken, 110.000 man sterk en aangevoerd door Pausanias, ontmoetten hem bij Plataeae, en behaalden weder eene luisterrijke overwinning (479); Mardonius sneuvelde met het grootste deel van zijn leger, en slechts 40.000 man konden zich in behoorlijke orde terugtrekken. Op denzelfden dag versloeg de grieksche vloot van 120 schepen onder Leotychides en Xanthippus de Perzen bij Mycale, en daarmede was de oorlog naar Azië overgebracht. De Grieken, in hetvervolg meestal aangevoerd door Cimon, gingen nu aanvallend te werk, en behaalden o. a. aan den Eurymedon eene groote overwinning te land en ter zee (466). De Perzen werden uit geheel Europa verjaagd, de aziatische Grieken werden van hen onafhankelijk, en sedert 449 vertoonde zich geen perzisch oorlogsschip in de Aegaeïsche zee. Of op deze voorwaarden een formeele vrede gesloten is, is onzeker, z. Cimon.—De in dit artikel genoemde getallen, aangevende de sterkte der perzische legermacht, berusten op opgaven van oude schrijvers en worden door vele nieuweren sterk overdreven geacht. Zie hieromtrent het artikel τάξις.