Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 09-06-2019

Pallas (titanen)

betekenis & definitie

Pallas (titanen) - Πάλλας, gen. -αντος 1) een van de Titanen, zoon van Crius en Eurybia.—2) een van de Giganten, door Athēna gedood en gevild; met zijne huid bekleedde zij haar schild.—3) zoon van Lycāon, grootvader van Euander, stichter van Pallantium in Arcadië.—4) zoon van Euander (z. a.), sneuvelde door de hand van Turnus.—5) zoon van Pandīon, broeder van Aegeus, in wiens plaats hij eenigen tijd regeerde; hij werd door Theseus gedood.—6) een vrijgelaten slaaf, broeder van Antonius Felix, procurator van Judaea, evenals deze vrijgelatene van Antonia minor (zijn vollen naam luidt: M. Antonius Pallas), die zich in de gunst van keizer Claudius wist in te dringen, en zich grooten invloed en rijkdom verwierf (hij bekleedde het ambt a rationibus). Het huwelijk van Claudius met Agrippīna en de adoptie van Nero was voor een groot deel zijn werk. Onder Nero geraakte hij echter op den achtergrond, hij moest zich (55 n. C.) uit het openbare leven terugtrekken en werd in 62 ter dood gebracht.