Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Hermes

betekenis & definitie

Hermes - Ἑρμῆς, Ἑρμείας, Mercurius, zoon van Zeus en Maia, geboren op den berg Cyllēne (Κυλλήνιος), een god van alles, waarbij behendigheid, gevatheid en list te pas komen, en beschermer van allen, die in deze eigenschappen uitmunten. Reeds op den dag zijner geboorte stal hij 50 runderen van Apollo, en wist hij ze zoo behendig weg te leiden en te verbergen, dat Apollo ze nauwelijks vinden kon en de tusschenkomst van Zeus moest inroepen om ze terug te krijgen. Hij liet ze hem echter behouden in ruil voor de lier, die Hermes gemaakt had van de schaal eener schildpad, die hij op zijn eersten tocht had gevonden.

Wegens zijne schranderheid maakte Zeus hem heraut der goden en zendt hij hem in menig geval uit om zijn wil ten uitvoer te brengen (Διάκτορος); in deze hoedanigheid geleidt hij ook de schimmen der afgestorvenen naar de onderwereld (Ψυχοπομπός, Ψυχαγωγός). Voor de menschen is hij een welwillend en zegenend god (Ἐριούνιος, Ἀκάκητα), gids bij moeielijke en gevaarlijke ondernemingen (Ἡγεμόνιος), vooral voor herauten en gezanten, god van den koophandel, waarbij men door verstand en overleg winst behaalt, om dezelfde reden trouwens ook van diefstal en bedrog; ieder onverwacht voordeel, bijv. als men op weg iets vindt, is een geschenk van hem (ἕρμαιον). Vele dingen, die het leven veraangenamen, hebben de menschen hem te danken (Χαριδότης), hij geeft rijkdom (Πλουτοδότης), vooral van vee (Νόμιος), en welbespraaktheid (Λόγιος, Facundus), hij is de uitvinder van de lier, veldfluit, letters, getallen, maten, gewichten, gymnastiek (Ἐναγώνιος), enz.

Eindelijk zorgt hij, evenals Apollo, voor de veiligheid op straten en wegen (Ἐνόδιος); van geen god vond men zooveel beelden op den openbaren weg als van hem (z. Hermae).—Zijn eeredienst heeft zich van Arcadië uit reeds vroeg over geheel Griekenland verbreid. Men offerde hem den 4den van elke maand zwijnen, lammeren, rammen, honig, wierook, enz.

Hij wordt afgebeeld als een schoon en welgemaakt jong man met verstandige en vriendelijke gelaatstrekken; als bode van Zeus heeft hij soms vleugels aan de voeten (Alipes) en aan zijn breedgeranden reishoed (πέτασος), in de hand heeft hij den caduceus, een tooverstaf, die hem door Apollogeschonken was en waarvan men later een herautsstaf maakte (Caducifer), of een geldbeurs, schildpad, harp, zwaard, enz.