Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Flaminii

betekenis & definitie

Flaminii - plebejisch geslacht. 1) C. Flaminius, volkstribuun in 232, dreef onder hevigen tegenstand van den senaat zijn akkerwet door (zie lex Flaminia). Als praetor van Sicilia (227) maakte hij zich daar zeer bemind.

In 223 was hij consul en versloeg de insubrische Galliërs aan den Addua (Adda), en bracht den oorlog ten einde, zonder zich aan het senaatsbesluit, dat hem terugriep, te storen. In 220 was hij censor, legde de via Flaminia aan (zie echter no. 2) en bouwde in den campus Martius te Rome den circus Flaminius. In 217 was hij andermaal consul, doch verliet Rome om het bevel tegen Hannibal op zich te nemen, alvorens aan al de voorgeschreven vormen en plechtigheden te hebben voldaan.

Bij het meer Trasimēnus door Hannibal in eene bergengte gelokt en ingesloten, sneuvelde hij met het grootste deel van zijn leger.—2) C. Flaminius, zoon van no. 1, streed in Hispania (210) onder P. Cornelius Scipio (den lateren Africanus maior), en later als praetor in 193.

In 187 was hij consul.

V.s. was hij de aanlegger van de via Flaminia.—3) C. Flaminius was in 67 aedilis curulis, in 66 index quaestionis inter sicarios.—4) C.

Flaminius, een van de deelnemers aan de samenzwering van Catilīna. Bij hem hield Catilina zich na zijn vlucht uit Rome eenigen tijd op in agro Arretino.

< >