Diogenes - Διογένης, 1) van Apollonia op Creta, ionisch wijsgeer uit het einde van de 5e eeuw, die, evenals Anaximenes, de lucht als de grondstof van alles aannam. Van zijn werk περὶ φύσεως zijn enkele fragmenten bewaard.—2) de cynicus, ὁ Κύων, geb. 404 te Sinōpe. Met zijn vader Hicesias, die als valsche munter veroordeeld was, vluchtte hij als knaap naar Athene, waar hij leerling werd van Antisthenes.
In de praktijk dreef hij de leer van dezen, dat het geluk bestaat in het gemis van behoeften, tot zulk een uiterste, dat hij bij de Atheners tot een voorwerp van spot werd. Hij gebruikte het slechtste voedsel, kleedde zich als een bedelaar, en nam inderdaad ook wel aalmoezen aan; hij woonde in een klein, armoedig huisje, dat men spottend een ton noemde, ofschoon hij meestal onder den blooten hemel of in eene stoa sliep. Van geleerdheid of wijsgeerige bespiegelingen had hij een afkeer; onbekommerd om den spot zijner tijdgenooten, hekelde hij op zijn beurt de dwaasheden, maar evenzeer de beschaving van zijn tijd.
Plato noemde hem Σωκράτης μαινόμενος. Op eene reis naar Aegīna werd hij door zeeroovers gevangen genomen en op Creta als slaaf verkocht; Xeniades van Corinthe kocht hem en vertrouwde hem de opvoeding zijner kinderen toe, van welke taak hij zich tot genoegen van zijne leerlingen en hun vader kweet. (V. s. is dit verhaal, zooals zoovele omtrent hem, verzonnen). Daarna vrijgelaten, leefde hij des winters te Athene, des zomers te Corinthe, waar hij in 323, naar men verhaalde op straat, stierf.—3) van Seleucīa in Babylon, leerling van Chrysippus en eenigen tijd hoofd derstoicijnsche school, werd met Carneades en Critolāus in 155 als gezant naar Rome gezonden. Van zijne talrijke werken is niets overgebleven.—4) D. Laërtius, leefde te Athene waarschijnlijk in het begin van de 3de eeuw n. C., schreef een werk in 10 boeken over het leven en de leerstellingen van beroemde wijsgeeren, dat een hoofdbron is voor de geschiedenis der wijsbegeerte, ofschoon de tekst waarschijnlijk in hooge mate vervalscht is.
Διοικισμός, de gewelddadige ontbinding eener aanzienlijke stad en verdeeling van de inwoners in kleine landelijke gemeenten; een van de middelen tot invoering eener aristocratische staatsregeling.
Δίολκος, zie Isthmus.