Verbanning in Rome - (Lat.: Exsilium) Wanneer een Romeins burger of een vreemdeling (peregrinus) vanwege een moordzaak of een ander zwaar misdrijf voor de rechtbank werd gedaagd, kon hij het Romeins grondgebied verlaten en zich naar een andere staat begeven, vóór de doodstraf tegen hem was uitgesproken. De vrijwillige ballingschap, exsilium, werd in de Romeinse rechtspleging aanvaard.
In de Republikeinse periode werd de term ook gebruikt om de verbanning aan te duiden, wanneer ze door de rechtsprekende magistraat bij vonnis in moordzaken werd uitgesproken. In de laatste eeuw van de Republiek verving het exsilium de doodstraf, want de rechter-magistraat gaf het bevel aan de veroordeelde de mogelijkheid te geven om aan een eventuele terechtstelling door vrijwillige ballingschap te ontsnappen. Men wilde alleen verhinderen dat de veroordeelde nog op Romeins grondgebied verscheen. Immers, na het vertrek volgde een besluit, uitgevaardigd door een magistraat of de comitia, waardoor de banneling van elke wettelijke bescherming werd uitgesloten, zodat hij ter dood gebracht zou worden, indien hij ooit zou terugkeren (d.i. aquae et ignis interdictio).
In de Keizertijd werd de term exsilium gebruikt voor elke vorm van verwijdering uit Rome van een ongewenst individu, b.v. de relegatio of de deportatio.
De gevolgen of ermee gepaard gaande maatregelen konden dan ook zeer verschillend zijn: tijdelijke of eeuwige verbanning, al of niet verlies van burgerrecht, gehele of gedeeltelijke verbeurdverklaring van de goederen.
In de oudste tijden was het exsilium steeds eeuwigdurend, met verlies van burgerrecht en bezittingen.