Gepubliceerd op 21-09-2017

Rhapsodos

betekenis & definitie

Rhapsodos - Zanger of minstreel, die meerdere bestaande zangen (odè, ‘zang’) ‘samengenaaid’ (rhaptein, ‘naaien’) of verbonden heeft tot een langere voordracht.

De oudste rhapsodoi zijn waarschijnlijk in de na-Homerische tijden te situeren en te onderscheiden van de epische dichters of aëden, toen zij van burcht tot burcht trokken en de beroemde Griekse epen, Ilias en Odusseia, voordroegen ter verpozing van de burchtheren, zoals b.v. de Homeriden uit Kos, die zonen of afstammelingen van Homeros beweerden te zijn en de kunst en het beroep van zanger hadden geleerd.

De rhapsodoi voegden brokstukken van eigen vinding in de voordracht van de Homeros-tekst of vonden aanvulling en aanpassing in andere epen en naderhand in de oude elegische gedichten.

In de klassieke tijd zongen of reciteerden de rhapsodoi op alle grote feesten, en hun optredens werden dan opgenomen in het officiële programma, zowel in Olympia als in Athene (zie Panathe- naeën). Zij vormden een klasse die verschilde van die der eigenlijke dichters, ofschoon men toch van de rhapsodoi verwachtte dat zij hun eigen visie op de tekst tot uiting brachten.

Het optreden van de rhapsodoi was bij de wet geregeld en hiervoor vinden wij de namen van Solon en Peisistratos. Ook op Delos was de gewoonte, rhapsodoi aan het woord te laten, reeds vroeg ingeburgerd. In Syrakusae op Sicilië, zou, volgens de traditie, in 504 v.C. Cynaethos van Chios het eerst als rhapsodos zijn opgetreden. Tot in de Romeinse periode traden rhapsodoi op en reciteerden zij nog de Ilias in wedstrijden die uitsluitend met het oog daarop georganiseerd werden. Aanvankelijk begeleidde de rhapsodos zichzelf op de lier, later hadden zij een helper voor de muzikale begeleiding.

Toen de tekst van de Ilias werd vastgelegd (zie Peisistratos) en op de grote feesten de Homerische tekst werd geëist, traden er meerdere rhapsodoi op, die elkaar bij het reciteren aflosten. Het beroep van rhapsodos werd om verschillende redenen uitgeoefend.

Het kon gebeuren op grond van een buitengewone begaafdheid voor zang of dichtkunst, of van een passie voor het zingen als zodanig. Anderen deden het uit nood (zoals men kan vermoeden bij Demodokos, de blinde zanger uit de Odusseia). Soms was het de enige bron van levensonderhoud, wanneer men alle bezit verloren had of na een verbanning om politieke of andere redenen. Waarschijnlijk was iets dergelijks het geval met Xenophanes van Kolophon in de 6e eeuw v.C.

< >