Gepubliceerd op 18-09-2017

Homerische epen

betekenis & definitie

Homerische epen - De twee epen die door de traditie aan Homeros worden toegeschreven, Ilias en Odusseia. De Ilias behandelt de oorlog, of tenminste een korte periode uit de oorlog om Troia (Ilion); de Odusseia de omzwervingen van Odusseus, koning van Ithaka, na de val van Troia.

A. Ontleding per zang

De inhoud van de Ilias

Zang I. Chryses, priester van Apollo, komt naar het kamp van de Grieken om zijn dochter Chryseïs vrij te kopen van Agamemnon, doch hij wordt smadelijk weggestuurd. Daarop vraagt de priester aan Apollo hem te wreken. De god zendt de pest over het kamp. De ziener (mantis) Kalchas verklaart dat Agamemnon Chryseïs moet teruggeven. Agamemnon stemt toe, doch eist in de plaats Bryseïs, de gevangene van Achilles, op. Hierop volgt de wrok van Achilles; deze trekt zich terug in zijn tent en weigert nog mee te vechten. Achilles’ moeder, Thetis, verkrijgt van Zeus dat de Grieken de overwinning niet zullen behalen, zolang Achilles niet in ere is hersteld.

Zang II. Agamemnon wil een gevecht beginnen; slechts Odusseus kan de soldaten ervan weerhouden naar huis terug te keren.

Zang III. Duel tussen Menelaos en Paris, dat over de einduitslag moet beslissen. Paris wordt op het nippertje gered door Aphroditè, die hem naar het paleis en Helena terugvoert.

Zang IV. Een Troiaan verwondt Menelaos. De slag begint opnieuw.

Zang V. Belangrijke veldslag. Vooral Diomedes valt op door zijn vechtlust. De goden mengen zich in de strijd.

Zang VI. De Troiaanse vrouwen brengen offers, want haar soldaten worden in het nauw gebracht. Ontroerend afscheid tussen Hektor, de aanvoerder van de Troianen, en zijn vrouw, Andromachè, met hun zoontje Astyanax. Zang VII. Duel tussen Hektor en Aiax blijft onbeslist. Wapenstilstand om de gesneuvelde soldaten te begraven. Zang VIII. Zeus verbiedt de goden zich in de strijd te mengen. Tweede veldslag, waarin nu de Grieken de minderen zijn.

Zang IX. De Troianen hebben hun kamp opgeslagen bij het vijandelijke kamp. Agamemnon krijgt berouw en stuurt, zonder succes, gezanten naar de wrokkige Achilles om hem te vermurwen; ondanks de tussenkomst van Phoinix, Aiax en Odusseus gebeurt dat niet.

Zang X. Odusseus en Diomedes doden de Troiaanse spion Dolon en de Thrakische koning Rhesos, die de Troianen kwam helpen.

Zang XI. Derde veldslag. Ondanks alles zijn de Troianen de meerderen. Achilles kan het niet meer aanzien, gaat in op de smeekbede van zijn schildknaap en vriend Patroklos en geeft hem toestemming poolshoogte te nemen. Patroklos belooft aan Nestor bij Achilles al het mogelijke te doen. Zang XII. De Troianen slagen erin tot in het kamp van de Grieken door te dringen.

Zang XIII. De Troianen bereiken de schepen van de Grieken.

Zang XIV. Zeus wordt door Hera in slaap gemaakt en zo kan Poseidon de moedeloze Agamemnon helpen in het gevecht. Hektor wordt gekwetst door Aiax.

Zang XV. Zeus ontwaakt. De kans keert voor de Troianen, terwijl bij de Grieken alleen Aiax nog weerstand biedt.

Zang XVI. Zang van Patroklos. Achilles staat toe dat Patroklos zijn wapens gebruikt. Samen met de Myrmidonen, verdrijft hij de Troianen van de schepen. Doch Patroklos is te roekeloos, hij waagt zich te ver en wordt door Hektor gedood. Deze maakt zich van Achilleus’ wapenrusting meester.

Zang XVII. Verbitterde strijd om het lijk van Patroklos, dat met moeite door de Grieken wordt veroverd.

Zang XVIII. Achilles wordt haast krankzinnig van verdriet. Hij vraagt zijn moeder Thetis om een nieuwe wapenrusting. Hephaistos zal ze smeden. Zang XIX. Achilles verzoent zich met Agamemnon. Hij bereidt zich voor op het gevecht, doch zijn paard Xanthos voorspelt zijn naderende dood.

Zang XX. Veldslag, waaraan de goden, nu met toestemming van Zeus, deelnemen. Grootste heldendaden van Achilles.

Zang XXI. De Troianen moeten wijken voor de geweldige druk; zij vluchten de stad binnen. Achilles richt een echt bloedbad aan.

Zang XXII. Alleen Hektor weigerde naar de stad te vluchten. Bij het zien van Achilles vlucht hij driemaal om de stad. Doch de weegschaal van Zeus besluit tot de dood van Hektor.

Zang XXIII. Achilles heeft het lijk van zijn tegenstander achter zijn wagen gebonden. Patroklos is gewroken. Er worden grote kampspelen gehouden. Zang XXIV. Priamos smeekt Achilles hem het lijk van zijn zoon terug te geven. Hetgeen gebeurt, terwijl beslist wordt tot een wapenbestand van elf dagen. Rouwplechtigheden ter ere van Hektor.

De inhoud van de Odusseia

Zang I. Aanhef. In een bijeenkomst van de goden wordt het lot van Odusseus besproken, die reeds vele jaren door de nimf Kalypso wordt vastgehouden. Odusseus mag eindelijk naar huis, het eiland Ithaka. De godin Athena zal Odusseus’ zoon, Telemachos, aanmoedigen in zijn verzet tegen de huwelijksplannen van een aantal edelen, die naar de hand van Penelopè, Odusseus’ vrouw, dingen.

Zang II. Athena, in de gedaante van Mentor (een raadsman van Odusseus), gaat met Telemachos op zoek naar Odusseus.

Zang III. Eerste halte: Pylos, bij de wijze koning Nestor. Deze kan echter geen nuttige inlichtingen geven over Odusseus.

Zang IV. Tweede halte: Sparta, bij koning Menelaos. Deze heeft van de zeegod Proteus vernomen dat Odusseus nog in leven is en bij de nimf Kalypso verblijft.

Zang V. Het toneel geeft ons Odusseus terug. Deze vertrekt, na zeven jaar bij de nimf te zijn vastgehouden, doch komt bijna om in een storm. Zwemmend bereikt hij het eiland Scheria, waar de Phaiaken wonen. Uitgeput legt hij zich te ruste.

Zang VI. Nausikaa, de mooie dochter van koning Alkinoös, komt de volgende dag op het strand om haar kleren te gaan wassen samen met haar gezellinnen. Odusseus bemerkt Nausikaa en smeekt om hulp. Zij geeft hem kleren en nodigt hem uit in het koninklijk paleis.

Zang VII. Odusseus wordt gastvrij ontvangen en vertelt zijn lotgevallen sinds hij van Kalypso is wegggegaan.

Zang VIII. Algemene bijeenkomst bij de koning, waar beslist wordt Odusseus naar huis te laten vertrekken en hem met alle middelen behulpzaam te zijn. Een feestmaal wordt georganiseerd, waarop de blinde aèdes Demodokos liederen zingt over de oorlog tegen Troia. Odusseus is ontroerd. Men had zijn naam nog niet gevraagd, doch nu maakt hij zich bekend.

Zang IX. Hij verhaalt nu zijn volledige geschiedenis sedert de val van Troia: bij de Kikonen, bij de Lotophagen (Lotuseters) en de kykloop Polyphemos. Hier vlucht hij na de kykloop dronken te hebben gemaakt en diens enige oog te hebben uitgeschakeld. Polyphemos vraagt zijn vader Posei- don hem te wreken.

Zang X. Storm, afkomstig, uit de windenzak van de god Aiolos. Op het eiland van de Laistrygonen, menseneters; Odusseus ontsnapt en komt terecht op het eiland Aia, beheert door Kirkè. Odusseus ontsnapt aan haar betoveringen en blijft er een vol jaar.

Zang XI. Odusseus in de onderwereld, hij praat er met vele schimmen.

Zang XII. Odusseus terug op Aia, en dan weer op reis. Hij ontsnapt aan de Sirenen, aan Skylla en Charibdis (zeemonsters). De gezellen doden de heilige runderen van de god Helios. Slechts Odusseus ontkomt aan de straffende bliksem van Zeus. Hij komt terecht bij Kalypso. Einde van het verhaal van de beleefde avonturen voor Alkinoös.

Zang XIII. Odusseus keert terug naar Ithaka. Athena maakt hem duidelijk hoe de zaken er in zijn paleis voorstaan en geeft hem het voorkomen van een bedelaar.

Zang XIV. Odusseus komt bij de zwijnenhoeder Eumaios. Hij maakt zich niet bekend, beweert dat de koning van Ithaka zal terugkeren, maar kan Eumaios niet overtuigen.

Zang XV. Athena verschijnt aan Tele- machos in een droom en zet hem ertoe aan naar Ithaka terug te keren.

Zang XVI. Tijdens de afwezigheid van Eumaios maakt Odusseus zich bekend aan zijn zoon. Ondertussen willen de vrijers van Penelope Telemachos doden. Vader en zoon smeden een plan om deze lastige vrijers uit te schakelen.

Zang XVII. Odusseus keert terug in het paleis als bedelaar, doch zijn trouwe hond Argos herkent hem alvorens te sterven. De vrijer Antinoos beschimpt de vermeende bedelaar.

Zang XVIII. Odusseus vecht met de bedelaar Iros. Niettegenstaande zijn overwinning krijgt hij niets dan beledigingen te horen.

Zang XIX. Onderhoud van Odusseus met Penelope, maar hij maakt zich nog niet bekend. Bij een voetbad wordt hij herkend door zijn oude min Eurukleia, door een wonde aan de dij, die zij nog had verzorgd voor het vertrek naar Troia.

Zang XX. De volgende dag heeft er een feestmaal van de vrijers plaats. Weer dringen ze erop aan dat Penelope een van hen als echtgenoot kiest.

Zang XXI. Penelope belooft diegene te huwen, die de beroemde boog van Odusseus kan spannen. Niemand slaagt er echter in, tot Odusseus de boog ter hand neemt en hem met weinig inspanning spant.

Zang XXII. Hierop maakt Odusseus zich bekend. In een zware strijd worden alle minnaars gedood. De volgende dag worden ook de ontrouwe dienstmaagden door ophanging gestraft.

Zang XXIII. Herkenningsscène tussen Odusseus en Penelope, hoewel deze zich moeilijk laat overtuigen.

Zang XXIV. De zielen in de Hades vernemen het gebeurde van de schimmen van de vrijers. Herkenning van Odusseus door zijn vader Laërtes. De bewoners van Ithaka komen in opstand, doch de godin Athena regelt alles.

B. De Homerische kwestie

Deze historische en literaire probleemstelling is niet altijd op dezelfde manier geformuleerd; zij betrof de persoon van Homeros, het auteurschap van Homeros van één epos, van alle twee, van een gedeelte, van zijn taak ten opzichte van vroeger bestaande verhalen enz. In de oudheid aanvaarde men algemeen dat Homeros, de blinde dichter, de auteur van de Ilias en de Odusseia was. Doch er waren enkele Alexandrijnse filologen, die, zonder succes, de stelling verdedigden dat de Ilias en de Odusseia door twee verschillende dichters gemaakt zouden zijn, vanwege bepaalde tegenstrijdigheden. Men noemt hen de chorizontes (‘de scheidenden’). De grootste figuren uit de Alexandrijnse tijd, zoals Zenodotos, Aristarchos van Samothrakè en Aristophanes van Byzantion, verdedigden de stelling dat het werken van één dichter waren. Wel aanvaardden zij de mogelijkheid van interpolaties. Onmiskenbare verschillen verklaarden zij o.a. door in de Ilias een jeugdwerk te zien en in de Odusseia een werk gemaakt op rijpere leeftijd. Een moeilijkheid voor hen was ook in ieder geval het feit dat ze dachten dat Homeros het schrift niet kende. De eenheidshypothese bleef aanvaard tot in de moderne tijden. In 1715 verscheen het onopgemerkte postume werk van abbé d’Aubignac, Conjectures Académiques. Hij beschouwde de Ilias als een formeel slecht gedicht, en meende het aan verscheidene dichters te moeten toeschrijven: er was geen eenheid van handelen; het geheel bestond uit slecht verbonden ‘rapsodieën’ of‘zangen’. Steunend op dit werk, en op andere geleerden als de Engelsman R. Wood, schreef F. Wolf in 1795 zijn erudiete Prolegomena ad Homerum. Hij meende de formele redactie van de epen op rekening te moeten zetten van een commissie, door Peisistratos opgericht. Sedertdien werden de epen een echte Griekse ‘bijbel’. De eenheid, die onmiskenbaar was, schreven de Duitse romantici toe aan de creatieve dichtende volksgeest, een principe dat uiteraard volledig is voorbijgestreefd. Meer representatief voor de 19e eeuw is de ‘Liedertheorie’ van Lachmann, Kirchoff, Köchly en vele anderen: de Ilias (op te merken valt dat de studie van de Homerische kwestie zich vooral op dit epos heeft geconcentreerd) bestaat uit kleinere delen, gezangen, ‘epyllia’-liederen, die in een eerste literaire fase een apart bestaan hebben geleid. De praktische aanduidingen en afgrenzingen hebben nooit algemene instemming gehad. Deze theorie (ook voorbijgestreefd) deed haar intrede in Frankrijk door de literatuurgeschiedenis van M. Croiset. De moderne literatuur is volkomen onoverzichtelijk. De moderne methoden van de hulpwetenschappen gaven ons in ieder geval een dieper inzicht in de archeologische juistheid van de epen, in het bijzonder van de Ilias. Men heeft zelfs computers ter hulp geroepen om eindelijk het probleem op te lossen. Nog geen enkele theorie heeft iedereen kunnen overtuigen.

C. Betekenis en geschiedenis van de Homerische epen

De Ilias beschrijft de oorlog om Troia, een gebeurtenis die ongetwijfeld gesitueerd moet worden rond de jaren 1200 v.C. De Odusseia (‘Omzwervingen van Odusseus’) behandelt de jaren na deze oorlog. Deze situering in de tijd is volkomen bewezen door de archeologische opgravingen sedert het pionierswerk van H. Schliemann na 1870. De onmiskenbare anachronismen (doch minder talrijk dan men vroeger wel dacht), zijn te wijten aan het feit dat Homeros, door de traditie in de 9e-8e eeuw v.C. gedateerd (volgens Herodotos), feiten - natuurlijk zeer legendarisch - beschreef van ve1e eeuwen vóór hem. In de oudheid hadden beide epen hun reputatie, die we kunnen vergelijken - mutatis mutandis - met die van de christelijke bijbel en van de islamitische koran. De hele klassiek-Griekse opvoeding was gesteund op de studie en de religieusgeestelijke betekenis van de epen: de held is degene die op het slagveld door zijn ‘aretè’ (vertaald als ‘deugd’, doch met een grotere inhoud) boven zichzelf uitstijgt. Op die manier wordt hij de beste, de aristos. De waardering van de anderen in dit aardse leven vormt de zin en het criterium van zijn leven. Dit ideaal zal later verplaatst worden naar het stadion. Heel de epische sfeer geeft ons het beeld van een militaire kaste, een militaire aristocratie. De epen werden gezongen door rhapsodoi (te vertalen door ‘troubadours’ of‘barden’). Een voorbeeld hiervan ontmoeten we in zang VIII van de Odusseia, waar we de blinde aèdès Demodokos leren kennen. De rhapsodoi trokken van stad tot stad. De traditie (op dit punt niet te controleren) ziet in Homeros ook een aèdès, die men op verschillende plaatsen geboren laat worden: Smyrna, Chios, Kolophon, Ithaka, Pylos, Argos, Athene. De epen werden gezongen, ongetwijfeld regelmatig ‘aangepast’ en ‘aangevuld’ door elke zanger afzonderlijk. Het gevolg was dat Peisistratos (561-527 v.C.) een commissie liet samenstellen om de epen te verzamelen en te verbeteren. Zij blijken bewonderenswaardig werk te hebben verricht. Deze versie, ‘Homerische vulgaat’, werd verspreid over de meeste gebieden om de Middellandse Zee, waar maar Grieken waren. In de Alexandrijnse periode, toen de filologie intensief beoefend werd, waren de Homerische epen een geliefkoosd object. Men deelde beide epen in 24 zangen in, naar het aantal letters van het Griekse alfabet. De Alexandrijnen spraken van een indeling in Letters, de Romeinen van Boeken; nu spreekt men van Zangen. En het is precies deze indeling die iedereen sedertdien gebruikt. Men pleegt de Griekse hóófdletters te gebruiken voor de Ilias, de kleine voor de Odusseia. Deze indeling moet dateren van na de 4e eeuw v.C., omdat daarvóór slechts 20 en 22 tekens in zwang waren. De betekenis van de Homerische epen voor Griekenland is moeilijk te schatten. Het was een echt schoolboek. Homeros werd natuurlijk in het Latijn ‘vertaald’, beter gezegd geadapteerd door b.v. Livius Andronicus. Hij werd geïmiteerd (met de nodige restricties) door Ennius en Naevius. In de moderne tijden stelden sommigen Homeros boven Vergilius, anderen gaven Vergilius de epische koningskroon. In ieder geval heeft geen dichter als Homeros zo’n invloed uitgeoefend. Wanneer men hem citeert, pleegt men te zeggen: ‘De dichter zegt...’.

D. De taal en de versmaat

Het dialect van Homeros is geen gesproken dialect geweest. De kenmerkende aspecten wijzen zonder twijfel op het Ionisch dialect van Klein-Azië, doch er zijn ook Attische, Eolische en enkele Westgriekse elementen in te bespeuren. Zijn metrum is een vrijwel volmaakte dactylische hexameter, die technisch boven de Vergiliaanse metra uitstijgt.

E. Goden en mensen bij Homeros

De mensen worden bij Homeros steeds geïdealiseerd geschetst, waardoor natuurlijk het Oudgriekse heidenideaal sterk wordt geaccentueerd. Toch blijven het mensen, al zijn sommigen door hun afkomst halfgoden, b.v. Achilleus. Allen dragen de kenmerken van hun eigen aard. Achilles is trots wanneer hij tegenover Agamemnon komt te staan, Hektor is een prachtige figuur in het beroemde afscheidstoneel met Andromachè en Astyanax in de Ve Zang van de Ilias, en zovele andere figuren, allemaal mensen, doch waarvan de mannelijke hoofdacteurs boven de massa uitstijgen door hun uitzonderlijke moed en lichamelijke kracht. Doch zij staan allen onder de tragische druk van het noodlot, dat de ‘vrije wil’ nochtans niet uitschakelt. De goden zijn eigenlijk maar mensen, die alle kwaliteiten in hogere graad dan de mensen hebben, onsterfelijk zijn, op de Olympos wonen, en zich geregeld in de strijd werpen, zodat er regelmatig gewonden vallen. Zo zijn beide epen werken die een echt levensprogramma aan de ‘klassieke’ Grieken hebben geschonken.

Nawerking: Elpenor (1919), satire op de Odusseia door de Franse literator Jean Giraudoux (1882-1944); La Guerre de Troie n’aura pas lieu (1935), toneel door de Franse literator Jean Giraudoux (1882-1944); De Ramkoning (1962), roman door Rose Gronon; Kassandra( 1983), roman door Christa Wolf; The Greek Generals Talk (1986), roman door Phillip Parotti, Ned. vert. De Griekse veldheren aan het woord(1987); The Firebrand (1987), roman door Marion Bradley, Ned. vert. Stormen over Troje (1988).