Gepubliceerd op 18-09-2017

Griekse dialecten

betekenis & definitie

Griekse dialecten - Griekse dialecten zijn aan te treffen sedert de historische periode. De discussie omtrent het ontstaan, nl. al dan niet op Griekse bodem, d.w.z. vóór of na (wellicht tijdens) de volksverhuizingen, is nog niet beslecht.

Men pleegt deze dialectenafdeling van de grote Indo-europese groep in te delen in vier hoofdgroepen. De onderlinge verschillen waren vooral van fonetische aard, samen met enkele morfologische variaties. De grootste groep was de zgn. Westgriekse groep, ingedeeld in een Noordwestgriekse groep (Elis, Lokris, Phokis) en een Dorische groep (Kreta, zuidelijke eilanden van de Egeïsche Zee, Korinthos, Megara, Argos, Lakonië, Rhodos, en in Zuid-Italië, en Sicilië, b.v. Tarentum, Syrakusae, Agrigentum, Heraklea).

De belangrijkste groep was de Ionisch-Attische groep. Het Ionisch werd gesproken op het grootste gedeelte van de westkust van Klein-Azië, op Euboia, op enkele eilanden van de Egeïsche Zee en in enkele steden van Magna Graecia, b.v. te Cumae; het Attisch werd gesproken in Attika.

De derde groep noemt men de Eolische groep, vooral te situeren op Lesbos, in Thessalië en Boeotië.

De vierde en laatste groep omvat de dialecten van Arkadië, Kupros en Pamphylië. De twee laatste groepen brengt men vaak samen onder de naam Achaïsche groep.

Voor de taal of talen vóór de aankomst van de Grieken, zie Pelasgen. De meeste Griekse dialecten kennen we slechts door inscripties. Dit geldt vooral voor de Westgriekse dialecten en de zgn. Achaïsche groep. Enkele andere gesproken dialecten werden werkelijke literaire dialecten: b.v. het Attisch (Xenophon, Plato, Demosthenes enz.), Lesbisch (Sappho, Alkaios), en tenslotte waren er enkele literaire dialecten die niet teruggingen op echte gesproken dialecten, doch die kunstmatig geschapen waren: b.v. het Ionisch van Homeros (episch-Ionisch) en dat van Herodotos. Deze dialecten hadden een gesproken dialect als kern, doch waren vermengd met vreemde elementen.

De dialecten dankten hun lange bestaan aan het sterk afgescheiden politiek systeem van Griekenland, nl. de poleis. Pas toen Alexandros de Grote en zijn diadochen een einde maakten aan dit systeem, stierven de verschillende oude Griekse dialecten uit, terwijl uit het Attisch, als gevolg van het politieke, economische en culturele belang van Athene het koinè groeide, dat in de hellenistische periode als letterkundige taal werd aangewend. Slechts in enkele afgezonderde bergstreken leefden nog wat lokale dialecten voort. Uit de koinè zelf groeiden toen vele dialecten, een evolutie die rechtlijnig doorloopt tot in onze tijd.

Over de plaats van het Minoïsche en Mykeense Grieks van de Lineair B-tabletten in het Griekse dialectale systeem is alles nog niet gezegd. Recente onderzoekingen blijken de thesis te bevestigen dat het Mykeense Grieks identiek is met het Achaïsch, de gereconstrueerde voorloper van het Arcado-Cyprisch.

< >