Gepubliceerd op 06-09-2017

Asklepios

betekenis & definitie

Asklepios - In de Griekse mythologie aanvankelijk een heilige slang met genezende kracht. Later evolueerde Asklepios tot een antropomorfische genezende godheid, met de slang om een stok als heilig dier en helper. Als zodanig was Asklepios de zoon van Apollo en Koronis.

In de tempels van Asklepios (Asklepeion) kwamen de zieken genezing zoeken en aldus groeide bij de priesters-bedienaars langs empirische weg de geneeskundige kennis tot een hoogte die bewondering afdwingt. Uit ervaring leerden zij de symptomen van ziekten, de kracht van geneesmiddelen, vooral van kruiden. Aldus werden de Asklepiaden, de leden van dergelijke priesterfamilies, de grote geneesheren van de oudheid. De belangrijkste centra waren ongetwijfeld: het Asklepeion op Kos, waarvan de roem gevestigd werd door Hippokrates van Kos, die o.a. naar Athene kwam en er in de eerste jaren van de Peloponnesische Oorlog de pest bestreed; en dat van Epidauros, dat als de universiteitsstad voor de geneeskunde werd beschouwd. Verder nog in Pergamon en in Alexandria, waar in de 3e eeuw v.C. een grote vooruitgang in de medicinale wetenschap werd geboekt.

In de 2e eeuw kwamen er Asklepiaden naar Rome, waar lange tijd de Grieken de medische wetenschap beoefenden. Tot laat in de Keizertijd steunde men op het werk van Hippokrates en diens geschriften bij de behandeling van allerlei ziekten. Zijn handboeken werden grotendeels in het Latijn vertaald. Zie Geneeskunde.