O ! als eieren zoo groot.
’t Scheen, dat Jantje wou gaan plukken, Schoon zijn vader ’t hem verbood. VAN ALPHEN, De pruimeboom. J’appelle un chat un chat et Rolet un fripon.
Ik noem een kat, een kat en Rolet een schurk. (Ik noem het kind bij zijn waren naam.) BOILEAU, Satires I, 52.